Wat hebben circusartiesten en vluchtelingen met elkaar gemeen? Ze moeten kunnen klimmen, springen, vallen, weer opveren, elkaar vasthouden en weer loslaten, bereid zijn om de grootste risico’s te nemen. In de opera Daral Shaga van de Belgische componist Kris Defoort gebeurt dat allemaal, maar het heeft ook allemaal een dubbele of meer dan dubbele betekenis. Zelden zal circus, opera en teksttheater zo geïntegreerd zijn geweest.

Het begint bij een vuurkorf waarbij sjofele mensen zich staan te warmen. Het zijn vluchtelingen, misschien ergens in een woestijn. Een oude man en zijn dochter gaan op weg om te proberen over het hek te klimmen, op de vlucht voor het geweld in hun land. Ze weten allebei dat de vader het niet zal kunnen halen. Hij offert zich op zodat zijn dochter een beter leven zal hebben, aan de andere kant van het hek. Dat hek is tegelijkertijd een concreet hek, het hekwerk waarmee Europa zich lastige indringers van het lijf probeert te houden en een klimhek, waar acrobaten tegenaan klauteren, vanaf vallen, tegenop lopen.

Voor Daral Shaga heeft schrijver Laurent Gaudé het Franstalige libretto geschreven, gebaseerd op zijn eigen gelijknamige roman. Kris Defoort heeft daar zeer subtiele muziek bij gecomponeerd, voor niet meer dan drie instrumenten: piano (Fabian Fiorini), cello (Lode Vercampt) en klarinet (Jean-Philippe Poncin). Het klinkt sober, maar vooral heel erg mooi. Nog mooier zijn de zangers, ook hier weer van Silbersee: Michaela Riener als de dochter, de Poolse tenor Maciej Straburzynski als een vluchteling en de Nederlandse bariton Tiemo Wang als de vader.

Naast hen zijn er nog vijf acrobaten actief van het circusgezelschap Feria Musica van Philippe de Coen, de eigenlijke initiatiefnemer van deze voorstelling, die uiteindelijk werd geregisseerd door Fabrice Murgia. Maar belangrijker dan al deze verschillende namen is de verwonderlijke eenheid die werd bereikt met zulke heel verschillende elementen.

Het toneel is meestal donker, figuren doemen op en worden vaak reuzengroot geprojecteerd op een gazen voordoek. Uiterst ontroerend is het als we vader en dochter aan weerszijden van het hek zien, heel dicht bij elkaar en gescheiden door een ijzeren grens. De vader heeft altijd gezegd dat je, wanneer je vlucht, alleen mee kan nemen wat je in je zakken kan dragen en hooguit in een tas, de rest moet je achterlaten. Nu is hij datgene wat zijn dochter moet achterlaten.

Bijzonder aan deze opera is dat alle verhalen geheel vanuit de vluchtelingen zelf worden verteld. Je ziet en hoort hoe wanhopig, maar ook hoe dapper ze zijn. Hoe hard ze soms moeten zijn tegen anderen en hoe vreselijk dat hen later kan opbreken. In het begin begrijp je nauwelijks hoe daarbij mensen in de diepte kunnen vallen en toch weer opveren. Pas later zie je hoe er schitterend gebruik wordt gemaakt van een trampoline, als een metafoor voor de veerkracht van deze mensen. Zoals kettingen waarlangs een acrobate omhoog klimt symbolen zijn van de problemen die zij moet overwinnen. En zoals perfect samenwerken tussen de artiesten noodzakelijk is, om niet in de diepte te verdwijnen.

Daral Shaga vertelt een concreet verhaal van twee vluchtelingen, maar ook het grote verhaal van de vluchtelingenstromen naar het rijke Westen. Het stemt droevig en hoopvol tegelijkertijd. Zolang kunstenaars bereid en in staat zijn op zo’n hoog niveau stem te geven aan vreemdelingen en vluchtelingen, kan hun lot toch niet geheel en al tevergeefs zijn, hoop je. Het heeft een unieke en weergaloze voorstelling opgeleverd, die u , als u u heel erg haast, woensdagavond 27 mei misschien nog in Rotterdam zou kunnen zien.