Eigenlijk was het te verwachten. Tout petit maakt al een paar jaar dansvoorstellingen voor peuters en kleuters, en na de performance van de dansers mochten die dan zelf de vloer op om met houten blokken te spelen, met lichtjes te tekenen, plastic buizen in elkaar te steken, parachuutjes te laten vallen. Na het halve uur van de voorstelling konden de kinderen zelf aan de slag met attributen uit de scenografie. In Zullen we samen mochten ze samen met bejaarden touwtjes in handen nemen, meeschommelen op de muziek en zo een deel van de voorstelling worden. Nu mogen ze – zoals de titel aangeeft – zelf dansen en maken ze samen met de uitgedoste muzikanten en dansers mee de voorstelling. Van kalm naar wild, van zacht naar luid, van storm naar briesje.

We zitten in een kring op het podium. Voor de ouderen zijn er stoelen, de kinderen zitten op schapenvelletjes en plaids. Opvallend dat er naast peuters, jonge ouders en grootouders, oudere kinderen aanwezig zijn, pre-pubers en pubers. En ook die zullen het spel meedansen, enthousiast leven ook zij zich uit, naar de spel- dansregels die de dansers en muzikanten van het gezelschap aangeven. Want het is niet zomaar wat wildweg hossen, of aangeleerde K3- of TikTok-dansjes nabootsen. Heel organisch volgen ze de dansers en de muzikanten in het bewegen op de gespeelde en wisselende ritmes.

Met zes staan ze op het toneel, vier muzikanten en twee dansers. Ze zijn, de een al wat meer dan de ander, uitgedost met oranje-rode rafelige beenbeschermers en met blauwe schouderslierten, ze dragen kostuums met vierkanten en rechthoekige vlakken in pastelkleuren.

De percussie geeft het ritme aan, de elektrische of basgitaar volgen, verschillende blaasinstrumenten zorgen voor verrassende klanken. De ene keer is dat een dwarsfluit, de andere keer een xaphoon/saxofluit, later bepalen de klanken van de slidewhistle/schuiffluit de op-en neerwaartse bewegingen van de dansers. Een grote variatie aan instrumenten krijgen we te horen en dat zien we ook in de dansante moves. De ene keer geven de dansers het nieuwe ritme aan, de andere keer volgende de dansers de muzikanten.

Het geheel komt over als een spontane jamsessie van klanken en bewegingen, maar de pasjes en bewegingen zijn strak gechoreografeerd en getimed. Van langzaam naar snel, van hoekig naar sierlijk, van flitsend naar traag afronden. De steeds wisselende ritmes met steeds andere instrumenten en percussievoorwerpen zetten de dansers aan tot verrassende bewegingspatronen, ze rollen achterwaarts over de grond, scheren vlak langs de kinderen op de vloer, draaien uitdagend rondjes. Een drietal dansers met ook van die oranje-rode rafelende vurig ogende benen verschijnt uit het niets, voegt zich bij het duo, huppelt vrolijk mee, danst unisono, laat elkaar zweven, maakt bokkensprongen, is gewoon grappig.

En dan, als de dansers een paar keer een van hen boven hun hoofd hebben getild, buigen ze zich naar het publiek, kijken een kind aan, vragen of het mag, en laten dan de jonge toeschouwer boven hun hoofd over de vloer vliegen. Vingers gaan direct omhoog: ‘ik ook!, ik ook!’ Na het rondje vliegen, reiken de dansers de hand naar het publiek en nodigen hen uit mee te doen. In steeds wisselende ritmes met vrolijke klanken gaan handen omhoog, stampen voeten op de vloer, draaien heupen, gaat iedereen liggen, steken ze de handen omhoog, steeds de dansers van het gezelschap volgend.

Mooi getimed gaat het zuchtje wind over in een briesje, kabbelt wat, zet aan tot een storm, om dan weer zachtjes neer te strijken of plots nog heftiger naar alle kanten uit elkaar te spatten. ‘Tornado’ staat in de titel, maar hier is dat zonder vernietigende kracht, en is het alleen een natuurverschijnsel vol schoonheid. Mooi om te zien en mee te maken. De oranje slierten die – zo vertelt de groep mij achteraf – zijn ontrafeld uit 250 meter touw kleuren de performance als een Afrikaans ritueel, waarin de voormannen of -vrouwen de toehoorders meetrekken in hun trance. Zo ver komt het hier gelukkig niet, we staan na de sessie nog stevig met onze voeten op de grond, en voelen ons blij, gewoon blij.

Foto: Laure-Anne Iserief