Bodil de la Parra kon op een gegeven moment financieel niet meer voor haar Indo-Chinese moeder zorgen. Dus was ze in de ogen van haar moeder een slechte dochter. Kinderen zijn in de Chinese traditie de verzekering en het pensioen voor de ouders. In Dagen van rijst ontrafelt Bodil de la Parra haar deels Chinese achtergrond en stuit op tradities en gewoontes waar ze geen weet van had.

De stamboom van Bodil de la Parra is om te smullen voor liefhebbers van de genealogie. Via haar vader, de cineast Pim de la Parra, komen we terecht in de Sefardisch-joodse gemeenschap met allerlei mengelingen in Suriname. Haar voorouders van moeders kant zijn in de negentiende eeuw van China naar Nederlands-Indië getrokken, waar de familie Oei zich opwerkte tot succesvolle zakenlieden. Na de Indonesische onafhankelijkheid waren de Chinezen niet meer welkom (‘Verboden voor honden en Chinezen’) en zo kwam de moeder van Bodil met haar ouders via Frankrijk in Nederland terecht. Om precies te zijn in een nieuwbouwflat in Amsterdam Nieuw-West.

Op een steenworp afstand van de flat waar Bodil de la Parra haar jeugd heeft doorgebracht, ging afgelopen weekend in theater De Meervaart haar voorstelling Dagen van rijst in première. Hier en daar haperde de tekst even, maar wat wil je als de try-outs vanwege de coronamaatregelen moesten worden afgelast. Fantastisch dat de voorstelling als matinee toch in première kon gaan, vooral omdat het een zalige voorstelling is, die je op gemoedelijke wijze in exotische sferen brengt. Als alles volgens plan verloopt, wordt de tournee in januari weer opgepakt.

De la Parra is een begenadigd verteller. Dat weten we van voorstellingen als Ouwe pinda’s (2014) en Gouwe pinda’s (2017) over haar Indische tantes en Het verbrande huis (2018) over de Surinaamse familielijn. Haar Chinese achtergrond is eigenlijk lang onbekend terrein voor haar gebleven, want er werd in de Chinese tak niet veel gepraat over emotionele onderwerpen.

Bodil de la Parra probeerde als kind vooral zo ‘normaal’ mogelijk over te komen, maar dat was lastig met haar vrijgevochten ouders, die regelmatig naakt door het huis liepen, luidruchtige feesten gaven, waarbij iedereen welkom was en dan ook maar bleef slapen. Het waren levensgenieters met een ‘tropisch joie de vivre’. Als haar ouders ’s avonds de stad in gingen of op reis waren naar het buitenland, pasten de grootouders, die twee etages lager woonden, op Bodil en haar tweelingbroer. Zo roken ze aan het Chinese leven. Ouders in de buurt waarschuwden hun kroost voor dat ongeregelde zooitje, waar ‘het niet pluis was’ en de onderwijzer maakte zijn leerlingen duidelijk dat er nuttige beroepen zijn, zoals bakker en leraar en dat het ‘maken van pornofilms’ daar zeker niet onder gerekend kan worden.

Haar ouders bewoonden twee etages die met elkaar verbonden waren. Toen de tweede man van haar moeder (vader Pim was het huis uitgezet, toen hij volgens zijn vrouw te weinig geld binnenbracht) was overleden, haalde Bodil een van de twee flats leeg, waar ook veel spullen van haar grootouders lagen. Door het struinen door die ruimte, die door vormgever Sacha Zwiers prachtig is weergegeven als een bamboehuisje vol kleurige kastjes, komen de herinneringen boven, die De la Parra op een uiterst smakelijke manier en met veel beweging vertelt. Tussen de scènes horen we sfeervolle Chinese klanken.

Zij praat deels tegen haar broer, die zelfmoord heeft gepleegd, en zij kruipt regelmatig in de huid van haar moeder en oma, met bijbehorend stemgeluid en taalgebruik. Dat levert zowel ontroerende als uiterst vermakelijke scènes op, bijvoorbeeld als zij door een onbehouwen juwelier, die meer op een slager lijkt, gaatjes in haar oren geboord krijgt. Pronken met dure oorbellen en andere juwelen hoort bij de Chinese traditie.

Ook de gokverslaving van oma komt heel geestig aan bod. Een van de redenen dat Chinezen regelmatig doorschieten met gokken is dat ze erop vertrouwen dat uiteindelijk de beloning komt als je maar goed leeft. Die beloning krijgt Bodil zelf ook door haar volhardende houding om te weten te komen hoe haar moeder en grootouders zich hebben gevoeld in het kille Nederland. Hun leven bestond vooral uit blijven lachen, ook al huilde men van binnen.

Het publiek dat de coronamaatregelen voor lief heeft genomen, wordt ook rijkelijk beloond met een leerzame en zeer onderhoudende voorstelling. Met een beetje goede wil kunnen we een lijntje doortrekken naar de hedendaagse immigranten, die echt niet voor hun lol naar Nederland komen.

Foto Bart Grietens