‘Wie is er bang voor het donker? Nog een interessantere vraag, wie is er bang voor het licht?’ Veruit de meeste kinderen blijken bang in het donker. Toch gilt niemand als even later het licht uitgaat en kleine lampjes als autonome wezentjes door de verduisterde ruimte lijken te zweven. Af en toe gaan ze op in een groter wezen en dan verdwijnen ze plots weer.

In Dagdonker representeert danser Carlo Camagni het licht en Sammie Hermans de duisternis. Danseres Andrea Beugger staat hier tussenin. In een choreografie met een witte en zwarte deken speelt ze het conflict tussen licht en donkerte uit. Ze draagt een grote donkerblauwe jas, op haar rug prijkt een stekkerdoos, het snoer bungelt als een staart achter haar aan. Haar kostuum houdt het midden tussen dat van een verwarde uitvinder en een maffe kunstenaar.

Beuggers bewegingen en mimiek zijn door de voorstelling heen nadrukkelijk en groot. Haar solo eindigt in een fysieke verstarring. Dit conflict blijft onopgelost, dat is al eeuwen zo, licht en donkerte hebben elkaar nodig om te bestaan. Het is echter de vraag of de dans met de dekens de meest spannende uitwerking hiervan is.

Interessanter wordt het, wanneer het mysterie van de duisternis plotseling onttoverd wordt door het licht. Camagni danst met een kartonnen doos op zijn hoofd, waar een lichtbundel uit schijnt. Door de ruimte selectief te verlichten en te spelen met mysterieuze beelden en half zichtbare dansers in het duister, ontstaat een spannende sfeer. Het licht van een grote spot gaat aan. In dat licht ziet het tafereel er ineens lullig uit. Het is alsof je vader het licht aan doet en alle fantasiemonsters in je kamer en onder je bed ineens banale objecten blijken te zijn. Dat kan geruststellend zijn, maar ook jammer, lijkt de voorstelling te willen zeggen. Er schuilt poëtische aantrekkingskracht in het duister.

Plan d- profileert zich als een milieubewust gezelschap, zowel in hun organisatie als in de thema’s die ze aansnijden. Het is dan ook niet ondenkbaar dat choreograaf Andreas Denk lichtvervuiling en de schoonheid van de donkere nacht als vertrekpunten voor Dagdonker heeft genomen. Dat wordt niet expliciet benoemd, de voorstelling blijft weg van moralistische vingertjes. Maar kinderen en volwassenen worden wel uitgenodigd om te ervaren wat er kan ontstaan in een dialoog tussen donker en licht.

Misschien is het donker minder eng dan het idee dat 80 procent van de kinderen die nu in het Westen geboren worden, de Melkweg nooit in hun leven in zijn volle glorie zullen zien. Om nog maar te zwijgen over de ontregeling van de natuur door de overdaad aan nachtelijk kunstlicht. ‘Omarm het donker, dan zie je pas wat je mist’, schreef Marjolijn van Heemstra onlangs in een artikel over lichtvervuiling. Eenzelfde soort uitnodiging lijkt choreograaf Andreas Denk op zijn manier met deze voorstelling ook te doen.

Dagdonker zit vol met ideetjes en grappige scènes: goocheltrucs met lampjes, pakken die vonkjes maken als een lucifer bij het afstrijken, een van de dansers die zich in het publiek verstopt. Die veelheid is ook meteen het zwakke punt van de voorstelling. Het voelt soms iets te los associatief en daardoor gratuit. Het lijkt erop dat Denk zijn innovativiteit als choreograaf en de speelsheid van de dansers in deze voorstelling boven zeggingskracht en heldere lijnen plaatst. Het resultaat is een aaneenrijging van scènes die meer of minder aan elkaar en de thematiek verbonden zijn, de een wat geslaagder dan de ander.

Aan het einde van de voorstelling dalen drie grote heliumballonnen, die als manen onder het plafond zweefden, traag naar beneden, over de hoofden van het publiek. De armen van kinderen en volwassenen slaan als opgetogen vliegjes naar de met lichtjes gevulde ballonen, om ze met armslagen in de lucht te houden. Die aantrekkingskracht van licht in het duister is tijdloos, zowel in als buiten het theater.

Foto: Menno van der Meulen