Zijn ontwapende entree als kapelaan in zijn nieuwe parochie met een onhandige val van zijn vol bepakte omafiets. Zijn schietgebedjes in de kapel om zijn charmante verlegenheid te overwinnen. De worsteling met zijn geloofstwijfel en verliefdheid op de weldenkende Miete, dochter van de lokale bierbrouwer. Wie eind jaren zeventig iedere maandagavond aan de televisie zat gekluisterd voor de veelbekeken televisieserie Dagboek van een Herdershond (1978-1980), kan met een gerust hart de beroemdste scènes zo weer voor de geest halen bij het zien van de gelijknamige musical in het MECC in Maastricht, naar een script van André Breedland.

Albert Verlinde Producties en Toneelgroep Maastricht hebben in korte tijd een musicalversie weten te ontwikkelen die zeker recht doet aan de innemende charme van deze beroemde KRO-serie van Willy van Hemert, en het decor waarin die zich afspeelde: het katholieke zuiden van begin vorige eeuw. Hoewel de belevenissen van de jonge kapelaan Erik Odekerke zich voltrokken in Geleen, werd de serie opgenomen in Eijsden. Het is dan ook de Koninklijke Harmonie Saint Cécile uit Eijsden die met 40 man sterk halverwege de musical het immense podium tamboererend mag oversteken om de dorpse sfeer tot een gezellig hoogtepunt te blazen. Zoals er in de uitbundige regie van Servé Hermans ook fruitkramen voorbij ratelen, acteurs op opoefietsen rond sjezen, karren met kratten bier en manden met mattenkloppers worden volgeladen, een paard en wagen een lijkkist wegdraagt en een oldtimer een sjoemelende onderwijzerszoon vervoert, alles om de nostalgische sfeer van toen, vol sociale ongelijkheid en onuitgesproken mores dichtbij te halen.

Wel speelt de grote afmeting van het kille MECC de musical parten. De lange grasmatten om het heuvelland te symboliseren ogen vaal en kaal. De mobiele podia met contouren van een huiskamer, een kapel en de keuken van een pastorie hoor je over het beton komen aanrollen. Bij vlagen heb je geen idee waar al het geluid vandaan rommelt. Muzikaal leider Rob Mennen zit voor een camera druk te dirigeren, maar de muziek (compositie: Ad van Dijk) komt van een band, ingespeeld door de philharmonie zuidnederland.

Het is dan ook curieus dat de herkenningstune van de televisieserie – de Eijsdense cramignon, ontleend aan een bekende lokale reidans – nauwelijks door de groots aanwezige harmonie wordt gespeeld, maar vooral uit de speakers komt. Speelt de harmonie wel, is zanger Ronald Jorritsma als simpele Bertus niet te verstaan. Misschien maar goed ook, hij bezingt ‘de fanfare Sint Cécilia’ terwijl dat toch echt iets anders is dan een harmonie.

Ook met theaterlicht worden in de uithoeken nauwelijks intieme sfeerbeelden gecreëerd, op een zelfdoding na. Bijna alle drama speelt zich frontaal af voor publiek, in het midden. Een enkele ondeugende blik krijgt een close-up op de grote videowand, waar ook historische zwart-witbeelden voorbij trekken. En de choreografieën van Martin Michel ogen cliché, met een overdreven feeëriek ronddwalende geest van de vroeg overleden Gislaine (Kaylee Peters).

Toch schuilt er ook een enorme aantrekkingskracht in deze musical, met dank aan de trefzekere regie en het geweldig samengestelde tableau van acteurs. In een heerlijk ratjetoe aan tongvallen van boven en onder de rivieren geven ze schwung aan alle dorpsconflicten. Suzan Seegers heeft (terecht) de lach aan haar Limburgse kont hangen als de scherpe huishoudster Katrien. William Spaaij maakt van Kapelaans Lumens een heerlijk roomse operaliefhebber die knipoogt naar zijn besmuikte homoseksualiteit. Nandi van Beurden zingt de sterren van de hemel als de ontluikende Miete. En Joes Brauers is de gedroomde Erik Odekerke. In alle spektakel weet hij alle zelftwijfel en gewetenswroeging knap oprecht over het voetlicht te krijgen. Zijn jeugdige ziel krijgt een ferm tegengeluid in de persoon van Angela Schijf als zijn jennende engelbewaarder. Een komische combinatie: zij wijst hem de weg en wast hem tegelijk de oren. Zoals iedere, geïnternaliseerde dagboekstem eigenlijk zou moeten doen.

Foto: Roy Beusker