Bij de grote hoeveelheid herdenkingen van de honderdste verjaardag van de Grote Oorlog mag toch ook de eeuw-verjaardag van het dadaïsme niet ontbreken, dat in 1916 in Cabaret Voltaire in Zürich van de grond kwam. Tuning People wil met hun dada-productie het eigen tienjarig bestaan en honderd jaar dadaïsme vieren. Ze beogen een hedendaagse versie te geven van de cabarets van toen, voor iedereen vanaf acht jaar. Daarvoor hebben ze dadaïstische elementen zoals een klankgedicht en een manifest in een nieuw jasje gegoten. Soms gebeurt dat heel straf en maf, op andere momenten druipt de meligheid ervan af. Ook wel leuk, maar soms is het té.

Wat een eeuw geleden begon als een artistieke kritiek op het oorlogsgeweld, werd een totaal nieuwe kunststroming. Alles en ook de kunsten uit de ‘beschaafde’ wereld werden te kakken gezet. Conventieloos ging men er tegen aan, vaak heel maf en absurd. Alles werd omgedraaid en binnenstebuiten gekeerd, een nieuwe kunst was uitgevonden. Maar kunst maken was nu net niet de bedoeling van de artiesten die ermee begonnen waren, dus hebben ze de stroming zes jaar later maar afgeschaft. De invloed echter is in die honderd jaar steeds voelbaar geweest en is er nu nog. In de beeldende kunsten, op het podium en vooral in een mengeling van kunstdisciplines. Tuning People brengt het cabaret van toen tot leven, nu ook voor kinderen.

Een cabaret vereist een spreker die de nummers aankondigt en die hoopt op veel applaus. Het bordje ‘applais’ zal een tijdlang tot vervelens toe aanfloepen. Aan de kant zit een man met een schilderijenlijst op zijn rug achter een open piano. Hij laat vreemde klanken horen. Ondertussen wordt uitgelegd wat het woord ‘dadakaka’ inhoudt: ‘dada’ is de afkorting van dadaïsme (en meer uitleg is er niet), ‘kaka’ is afgeleid van kak. En over dat laatste zullen ze het nu maar even hebben, want dan zijn ze daar vanaf. Voor de rest wordt het een cabaret over mensen en stoelen, over adembewegingen, klanken en gedachten. De gordijnen gaan open, een harlekijn beweegt hoekig en houterig aan een vishengel, baarden verdwijnen en worden aangeplakt.

Wannes Deneer, Jef Van gestel, Wim Muyllaert en een schitterende levende en dansende marionet Karolien Verlinden hebben samen met dans- en theatermaker Randi De Vlieghe een variété gemaakt van muzikale, verbale, dansante acts en videoprojecties. Animatiefilmpjes tonen op hol geslagen lichamen die zich als kikkers voortbewegen of wegvliegen. Ook gebeuren er vreemde dingen met een zwevende babypop. Stoelen, keukentrapjes en ladders worden aan touwtjes het toneel opgetrokken en de spelers verkleden zich heel graag in dolle kostuums in allerlei kleuren en uitgezette vormen (kostuums zijn van Maartje Van Bourgognie).

Meestal is de pure nonsens leuk, heel vaak zijn de combinaties van spel, muziek en vorm spitsvondig, maar af en toe zijn er acts die uitgemolken worden. En dat breekt jammer genoeg het ritme van de voorstelling. Je kunt natuurlijk zeggen dat dat een typische onconventionele dada-stijl is, die alle regels aan zijn laars lapt. Maar we zijn nu wel al Daniil Charms, Ionesco, talloze absurdistische (theater)auteurs en -makers én honderd jaar verder.

Schitterend afgewerkt zijn dan wel de voordracht van een klankgedicht, een paar gedanste scènes en het schimmen- en schaduwspel met ingedeukte hoofden en vertrapte lijven. Het ‘strontvervelende verhaal’ is leuk, en ook het speelgoedmanifest is raak. Het roept op tot vernietiging van je speelgoed, tot verscheuring van boeken, tot afbraak van kastelen, tot het weggooien van games. Wees creatief, assembleer losse onderdelen tot iets nieuws. Dat heeft Tuning People met deze collagevoorstelling wel gedaan, maar nog een tikkeltje te vrijblijvend. Dadakaka is lekker maf, maar nog niet strak genoeg om blijvend indruk te maken. Ook dadaïsten wisten dat schrappen veel aan de daadkracht kon toevoegen. En hopelijk gaat Tuning People dat na hun première ook doen.

Foto: Clara Hermans