Laten we in godsnaam eerlijk zijn: het gaat gewoon niet zo goed met Hans en Grietje. Tuurlijk, als er een spotlight op ze gericht is zullen ze lachen – een plichtmatige, krampachtige lach welteverstaan – maar daar is dan ook alles mee gezegd. Wat wil je, na jarenlang in een bos te hebben gebivakkeerd, gevangen te zijn genomen door een oude heks en bijna door haar te zijn vermoord? Mag je dan op z’n minst een béétje getraumatiseerd zijn?

Nou, dat zijn ze, deze getormenteerde, sardonische adaptaties van de hoofdpersonages van een van de bekendste sprookjes ooit. Acteurs en theatermakers Christopher van Duijn en Pien Trieling daalden af naar de spelonken van het verhaal, waar jaloezie, zelfhaat, berouw en wraakgevoelens huishouden. Resultaat is duister en absurd muziektheater dat lak heeft aan het typische sprookjesmoralisme dat weliswaar mooi staat op papier, maar geen enkel houvast biedt in het dagelijks bestaan. Om echt iets wezenlijk over de mens te vertellen, moeten ze eerst en vooral afrekenen met die hardnekkige ‘ze leefden nog lang en gelukkig’-illusie.

Met de moraal ging ook maar meteen de causale sprookjeschronologie overboord – beide zitten per saldo vooral in de weg als het echt ergens over mag gaan. Het bronmateriaal wordt hooguit als referentie gebruikt in een associatieve montagevoorstelling. De belangrijkste vraag die zich gaandeweg opdringt is: in hoeverre heeft hun trauma hen gevormd? Was de gijzeling een cruciale wending in hun leven, of heeft het slechts gevoelens versterkt die allang aan het broeien waren, een identiteit gevormd die allang voet in aarde had?

Ze reflecteren ook op de heks, de vrouw die hen wilde opeten omdat ze van haar huis snoepten. Dat doet Hans met een onverwachte nuance: zij had het ook niet makkelijk, en ze hebben toch alles van haar afgepakt. Aan de andere kant: de straf die ze van haar kregen schoot zijn doel wel voorbij; het heeft hem alleen maar verder de verkeerde kant op geduwd, denkt Hans achteraf, in plaats van dat hij er wat van geleerd heeft. Ach, hij heeft daar in gevangenschap zijn tijd tenminste nog enigszins nuttig kunnen besteden (met een cursus boekhouden, om precies te zijn; altijd handig), zij moest voortdurend koken, enkel en alleen omdat zij een vrouw is. Wat is dat eigenlijk voor jarenvijftigmentaliteit in zo’n sprookje?

DADA is grillig, weird en lekker lelijk, duurt veel te lang maar vliegt tegelijkertijd voorbij. Vuige raps, beeldend theater en absurde dialogen wisselen elkaar af, rondom een houten kist met druipende zoetigheid. Echt leren kennen doen we ze niet, deze nare adolescenten die hun trauma niet zelden ook lijken uit te buiten. Elkaar zijn ze gaandeweg ook kwijtgeraakt, in de nasleep van hun antisprookje. Vooruit, lang niet elke scène is even sterk en Van Duijn en Trieling vliegen in hun enthousiasme soms wat al te veel uit de bocht, maar vooral geven ze met deze voorstelling een spannend, en enigszins besmeurd, visitekaartje af.