Voor Viggo Waas (1962) bestaan er een paar helden die hem inspireren, zoals Robin Hood, James Bond en uiteraard de onlangs overleden Johan Cruijff. Maar van Swiebertje en Pipo de Clown moet hij niks hebben. Lijkt het. In zijn solovoorstelling Cruijff en Pipo, waar ernst en luim elkaar afwisselen, vertelt de ex-voetballer aan de hand van zijn eigen jeugd en die van zijn vader, hoe Waas’ helden een rode draad vormen in zijn leven. De uitvoering mist echter finesse om te ontroeren.

Viggo Waas (onder meer bekend van cabaretgroep NUHR) is een man van zelfspot. Zo herhaalt hij meerdere malen dat hij vroeger bij Ajax heeft gespeeld. Weliswaar heeft hij het niet geschopt tot profvoetballer, maar dat was volgens hem ‘een bewuste keuze’. Ook vertelt Waas dat hij in zijn vrije tijd speelt voor geheim agent en judoot met Vladimir Poetin om meer te weten te komen over MH17. Daarnaast praat hij over zijn tijd als ballenjongen, zoals bij een Europese wedstrijd tegen Juventus en imiteert daarbij zijn ras-Amsterdamse instructeur. Deze anekdotes worden verteld terwijl Waas zich in een ander kostuum hult en daarbij laveert tussen heden en verleden. Dat verleden bestaat onder meer uit vakanties naar Frankrijk en het wereldkampioenschap voetbal in 1974, maar voornamelijk uit de Tweede Wereldoorlog. Er zit een bevreemdend effect in, dat Waas in zijn voetbalkloffie zijn roerige familiegeschiedenis uit de doeken doet.

Die verhaallijn, waarbij we steeds meer te weten komen over zijn joodse vader die moet onderduiken voor de bezetter, weeft Waas echter wat gekunsteld door zijn programma. Alsof hij wil zeggen: ik ben niet alleen een man van voetbal en mooie vrouwen, ik heb ook een diepere laag aangebracht. Deze intentie smoort helaas in zoete lichtheid. Dat zit ‘m vooral in Waas’ ogenschijnlijk zorgeloze levensstijl en dictie, maar wellicht zit ‘m daar de ironie. Zo liep de moeder van Waas vroeger naakt door het huis, werden door zijn ouders de avond voor vertrek naar Frankrijk de nodige sigaretten gerold en zingt Waas even later gloedvol over bloedmooie Italiaanse meisjes.

Daar zit gelijk de kracht van het programma: Waas is geen begenadigd zanger, maar zijn liedjes worden door de puike gitarist Wouter Plante gepromoveerd tot blues. Ook zijn de imitaties van zowel Johan Cruijff als Louis van Gaal van beste kwaliteit. Toch is dat voor een avondvullend cabaretprogramma te mager; vrijwel alle grappen komen uit de voetbalkoker en dat is artistiek gezien lood om oud ijzer. Ook de projecties op de achtergrond, die het onderwerp van de betreffende sketch benadrukken, zijn leuk, maar niet bijster van toegevoegde waarde. Met ‘Pipootje Waas’ wordt het een onderhoudende avond, maar niet meer dan dat.

Foto: Raymond van Olphen