In haar nieuwe voorstelling Crowd voert regisseur en choreograaf Gisèle Vienne een groep jongeren op die aan het feesten is, ergens op een onbestemde plek in de nacht. Inzoomend en uitzoomend, met haar vingers op de pitch-control, heeft Vienne een semi-filmische ervaring geënsceneerd met jaren ’90 techno en trance als basis.

Geen moment dansen de dansers hun eigen lichaamstempo. Als in een ritueel heeft iedere scène een vertraagde beat, die soms in de techno onderduikt maar meestal er vandaan loopt, in slowmotion of in ritmisch geproduceerde stills.

Door de wisselwerking tussen het geluid (Peter Rehnerg, Stephen O’Malley) en de choreografie ontstaat een bepaalde daasheid, die de waarneming ontregelt en de effecten van een nacht stappen in herinnering brengt: suisende oren, wankele tred, vertraagde waarneming, een paniekaanval hier of daar, een tas kwijt, je vriendje die met een ander staat te zoenen.

Vienne houdt de interacties tussen de dansers open en ambigu. Een vechtpartij of hartelijke omhelzing begint met dezelfde, in slowmotion opgeheven armen. Tegelijkertijd zijn de rollen op onmiskenare wijze verdeeld. Lone wolfs en party animals, de alpha male die een homofiele jongen schoffeert of het dwaze meisje dat na een val door een lieve slungel geholpen wordt, hem van zich afbijt en dan weer opzoekt – de crowd op het podium bestaat uit hele gewone jongens en meisjes.

Eindeloos veel kleine gebaren en schermutselingen duiden op een onderstroom van emotionele verwikkelingen. Allerlei verlangens naar iets of iemand, iets te betekenen, iemand te zijn of juist de angst een nobody of niet genoeg te zijn – worden aangeduid, maar niet echt expliciet gemaakt of dramatisch uitgewerkt. Ze blijven als een veenbrand smeulend aanwezig. Als toeschouwer mag je er naar raden, de gebaren lezen, de suggesties afmaken met eigen verhalen, angst of verlangen, herinneringen, associaties en (voor-)oordelen.

De aarde waarmee het grote podium is bedekt, doet denken aan de uitloop van een beachparty of een festival op een verafgelegen industrieterrein. Het verwijst ook naar de setting van de beroemde Sacre van Pina Bausch. Crowd opent met een uitzicht op die aarde, een verlaten niemandsland, een plek buiten de gemeenschap, waar men vogelvrij is en waar rituelen plaatsvinden.

Alleen zwerft er op deze plek een behoorlijke hoeveelheid straatvuil rond. Het vuil haalt de rituele plek naar het heden toe, maar is ook een teken van leven. Het maakt de noodzakelijke overschrijding tastbaar, de pathos en de extase, het verval en de viezigheid navoelbaar – iets dat in de al te idyllische representaties van dit soort plekken vaak achterwege blijft. De jassen, de tassen en de t-shirts die tijdens het feesten uitgaan, verdwijnen tussen het vuil. En ook de feestvierders zakken er neer, zodat het podium gedurende enkele minuten stilte ergens middenin de voorstelling een hele grote, zachtjes ademende, kleurige vuilnisbelt is geworden.

Ook in andere opzichten verbindt Crowd zich met artistieke tradities. Het licht (Patrick Riou) produceert een vertraagd transformerend clair-obscur. De pompende tegenlicht-standjes van de technoparty zijn omgebogen naar een traag sculpturaal spel met licht en donker. Het leidt de blik. Het geeft de bewegingen van de groep als geheel vorm, maar licht ook de talloze intieme momenten uit.

Behalve de romantische heroïek van Delacroix of het intieme realisme van Rembrandt, doet Crowd ook denken aan een gigantisch vibrerend fresco uit de renaissance. Met vaart en trefzeker geschilderd, blijven de losse figuren en scènes op het netvlies hangen. Laag over laag, fragiel en van een overweldigende helderheid in de compositie.

Als er iets ontbreekt in Crowd, is het directe rauwheid, van geweld, van seks, van welke vorm van jouissance dan ook. De voorstelling verzamelt minutieus alle ingrediënten voor een hedendaags tanztheater, maar zet de toeschouwers qua sensationele betrokkenheid op water en brood. Het realisme van Vienne, componerend in hedendaagse synthetische en digitale registers – inclusief het recyclen en remixen, leidt tot een bepaalde afstand.

Crowd blijft een schouwspel, ondanks de fantastische mix van enerverende beelden en klanken. Het nodigt de toeschouwer uit zijn eigen proces te doen. De opzwepende muziek en de stroom van pulserende mensbeelden nemen het publiek mee tot op zekere hoogte, maar er is ook heel bewust ruimte gemaakt om de onnadrukkelijk geënsceneerde grimmige kantjes van het sociale spel overeind te houden. In een al te triomfantelijke of groteske illusie van het extatische feest, zouden die als kinderen met het badwater worden weggespoeld.

Crowd is geen freakshow geworden, er vallen geen doden, er gaat niemand uit de kleren. Zoals Laurent Chétouane het deed in zijn Sacré Sacre du Printemps, weigert ook Vienne in Crowd iemand te offeren. Iedereen overleeft het avondje, zij het hier en daar met wat kleerscheuren, blauwe plekken of krassen op de ziel. Vienne verbindt het extatische en overschrijdende genoegen van de ‘rave’ niet met een modernistische, deterministische moraal van shock and awe, goed en kwaad, winnaars en verliezers. In plaats daarvan vraagt ze haar publiek, als in een uit de hand gelopen familieopstelling, om de pijn en de ongein, de onmacht en de overmoed te nemen voor wat die is: een dagelijkse terugkerende, alles behalve exotische of exuberante kwestie, die met zachtheid en aandacht tegemoet dient te worden getreden.

Foto: Estelle Hanania