De openingsscène van CRISPR is prachtig beklemmend. We zien een oud gewelf, een bedompte kelder of verlaten grot. Langzaam vult die duistere, lage ruimte zich met een ondiepe laag water. We horen het geluid van druppels, een hartslag bonkt, ebt weg, stokt. Een grote opening, een donker niets, hint naar een andere, nog diepere wereld. Daaruit valt prompt de eerste persoon (Hali Neto) languit in het water. Spartelend probeert hij overeind te komen, probeert in een uitgerekte bewegingssequentie controle te herwinnen over zijn lijf, eigenaarschap te nemen over zijn eigen lichaam. 

Lange tijd is CRISPR, de nieuwe voorstelling van Davy Pieters, een uiterst onheilspellende theaterervaring. In een reeks woordloze episodes zien we verschillende jonge tot zeer jonge mensen spartelen, struikelen en glijden over die gladde vloer. Hun lichaam gaat met ze aan de haal, armen en knieën strekken en buigen, hun hoofden draaien, knikken en schudden. Ze vallen, staan op en vallen weer.

Het zwarte gat spuwt hen uit en slokt ze uiteindelijk steevast weer op, om plaats te maken voor de volgende. Pieters nam de omstreden CRISPR cas9-technologie als uitgangspunt voor deze performance. Via die technologie kan de mens ingrijpen op genetisch materiaal, en daarmee – in theorie – de mens voor de geboorte al ontwerpen naar eigen maatstaven.

In CRISPR onderzoekt Pieters hoe de wereld eruitziet als die technologie daadwerkelijk op die manier wordt toegepast. Wat zijn de consequenties voor de kinderen die geboren worden na het toepassen van dat genetisch ingrijpen? Hoe verhouden ze zich in de eerste fase van hun leven tot hun lichaam, hun emoties, hun zelfbeeld en de ander?

De voorstelling vormt Pieters’ aftrap van een vierluik rondom opgroeien in een toekomstige wereld. Pieters hanteert wederom een zeer stijlvaste regiehand en ontwikkelde zeer prikkelend abstract bewegingsmateriaal, waarin de handelingen van haar performers voortdurend ingrijpen op haar scenografie.

De tweede figuur onderzoekt vervolgens niet alleen haar eigen lichaam, maar probeert ook emoties uit – of de daarbij horende mimiek althans. Het heeft iets angstaanjagends, deze technische benadering van blijdschap, onoprecht en onbevredigend ook. Op dat moment is CRISPR zonder meer een dystopisch werk, al blijft het verwarrend mooi. Pieters begeeft zich met deze voorstelling voortdurend op dat spanningsveld: je voelt dat het niet klopt en tegelijkertijd omarm je als kijker de esthetiek.

Haar vorige voorstelling Do Not Look Back With Regret (2021) ging over de sporen die het leven nalaat – de dolende personages lieten die sporen letterlijk na op het aslandschap op de toneelvloer: strepen, vegen, patronen; verweerde figuren op verweerde grond. Mooi is het contrast met het water in deze voorstelling, die gaat over maakbaarheid: een oppervlakte van water is per definitie zelfherstellend, de mens laat er geen definitieve sporen achter, golven verdwijnen, het water trekt zich weer vlak en het oppervlakte is uiteindelijk altijd weer die gladde spiegel, die onontkoombare zelfconfrontatie.

De wisselwerking tussen performers, soundscape (Jimi Zoet) en lichtontwerp (Varja Klosse) is soberder ditmaal, waardoor details veel focus krijgen: kindergeluiden die echoën in de verte, de weerspiegeling van het kringelend water op de muren. De kracht van CRISPR is dat het niet in de onheilspellende, dystopische sfeer blijft hangen, maar binnen het krappe uur dat de voorstelling duurt, toch toewerkt naar een ontwapenende lichtheid: in de slotscène is er een prachtige ontmoeting tussen twee kinderen, die contact maken en vervolgens werktuiglijk met elkaar beginnen te spelen. Die vanzelfsprekendheid, een natuurwet die zich niet laat beteugelen, is op dat moment onwaarschijnlijk ontroerend.

Foto: Sjoerd Derine