Crazy Blues is een technisch perfecte ode aan de blues, die zich helaas pas op het allerlaatst van zijn geliktheid ontdoet. De voorstelling wordt gedanst door de tien dansers – zes vrouwen, vier mannen – van het Internationaal Danstheater, aangevuld met tango- en moderne danser Dries van der Post. Zij worden daarbij ondersteund door zangeres Joy Wielkens en haar band, alhoewel het vaak de vraag is wie wie ondersteunt. Op sommige momenten zingt Wielkens in het midden van de dansers, een setting die doet denken aan videoclips, terwijl ze zich op andere momenten meer op de achtergrond bevindt.

Naast zang zet Wielkens ook haar acteren in. Zo speelt ze een verleidingsspel met Van der Post. Aan het begin van bijna elk nieuw stuk muziek zoeken de twee toenadering; zij richt haar zang naar hem, hij beweegt zich in haar richting. Deze stukjes acteerwerk zijn niet genoeg uitgewerkt tot een verhaal en leiden daarom vooral af van de dans. Bovendien heeft de voorstelling dit toneelspel niet nodig, de muziek en dans zijn al sterk genoeg.

Want laten we het eens over die laatste hebben. De dansers zijn allemaal klassiek geschoold en de choreografie is tot in de puntjes verzorgd. Bovendien wordt de choreografie met groot enthousiasme gebracht. De ‘jazzy’ bewegingen en de uitstapjes naar de Afrikaanse dans zullen voor sommige dansers even wennen zijn geweest, maar de lol straalt er vanaf. Gekleed in gescheurde maatpakken gooien ze hun haren steeds losser.

De choreografie valt in de eerste plaats onder het moderne ballet maar kent uitstapjes naar het jazz- en showballet, met wijd uitgespreide handen, knippende vingers en kicks op kniehoogte. Af en toe doet het geheel daardoor bijna kitscherig aan. Ook komt er tango voorbij, vooral in de bijdragen van Van der Post, maar ook in enkele duetten waarin veel met torso’s wordt gedraaid. De dansers doen veel samen. Dit maakt dat er veel te kijken valt: er zijn duetten tussen man en vrouw, maar ook stukken dans die door enkel de mannen of de vrouwen worden gedaan. Een veelvuldig ingezet middel is de canon, waarbij enkele dansers net later met dezelfde bewegingsfrase beginnen dan de rest. Het is een goede manier om meer dynamiek te creëren zonder iets nieuws te hoeven verzinnen, maar misschien komt het net te vaak voorbij.

Al met al is de voorstelling te gelikt om de rauwheid van de blues overtuigend over te brengen. Het is allemaal net te gestileerd om hartverscheurend te zijn. De overduidelijke uitzondering hierop, en daarmee het absolute hoogtepunt van de voorstelling, komt op het eind. Klassieke armbewegingen en een uitgedraaide vierde positie – typisch ballet – worden gecombineerd met het in de aarde stampen van Afrikaanse dans, en dat allemaal op de repetitieve tekst van het nummer Sinnerman in de versie van Nina Simone. Wielkens’ vertolking gaat door merg en been en de dans krijgt het soort oerkwaliteit die het daarvoor mistte. Crazy Blues zou gebaat zijn bij minder toneelspel en meer van dit soort pure beweging.

Foto: Robert Benschop