Leonard Cohen zong het al over het verloop van het leven: ‘There is a crack in everything, that’s how the light gets in.’ (Uit de song ‘Anthem’ uit 1992, vaak geciteerd bij zijn sterven in 2016.) Levens kennen deuken en blutsen, maar er is nog altijd hoop in de duisternis. Jonge adonissen verrimpelen en zakken uit, levens vertonen scheurtjes, mensen worden kwetsbaar, schitterende kerken geraken in verval, moeten gestut worden, schilderijen en gezichten vertonen barstjes en kreukjes.

Dat craquelé levert an sich weer een nieuwe schoonheid op, teder, nostalgisch en melancholisch mooi in onvolmaaktheden, en helemaal als Studio Orka zich daarin vastbijt. Deze keer in een grote ruimte en met veel volk op de tegels, maar even intimistisch als altijd.

Bijna vijftien jaar geleden begon Studio Orka met een voorstelling (Lava) in een tentje! Er volgden voorstellingen in parken en bij vijvers, in rusthuizen en asielcentra. Nu zitten we op een tribune in een kerk, een grootse ruimte vol gestutte pilaren, trappen en trapjes, houten stellingen. Vergane glorie die te lang niet onderhouden is geweest, en nu opgekalefaterd moet worden. Studio Orka maakte van een lege kerk een heerlijke plek om een heerlijk verhaal te brengen. De hele ruimte wordt benut. Niet alleen vooraan op de stenen vloer onderhouden spelers ons, maar tot in de bovenste hoeken spelen zich scènes af.

Een doodskist vooraan. Een man, de koster, veegt de plaveisels rondom wat schoon, doet zijn poetsbeklag tegen het publiek, legt op de kist een bloemstuk. Moet dat recht of scheef liggen? Symmetrisch of niet? Het zijn die kleine dilemma’s die in de loop van het verhaal uitvergroot worden. Tot het groteske toe, hilarisch én tegelijkertijd diep kleinmenselijk. Craquelé is weer zo’n typische Studio Orka-productie: jong (vanaf acht jaar) en oud zit er met tranen in de ogen, van het lachen én van ontroering.

De kerkpoort, helemaal aan de overkant gaat langzaam open, een oudere vrouw schuift naar voren. Ze is te vroeg, maar dat geeft niets. De koster begint zijn verhaal, hoe hij hier als vondeling in de preekstoel gevonden is bij de bevrijding in 1945. Een flashback volgt met een jongen die de baby vindt. Wat later krijgen we oudere kinderen te zien die de personages vertolken. De volwassen personages zien er jong uit. In de loop van het verhaal zien we ze ook verouderen, van de jaren vijftig over de jaren zestig en zeventig naar nu. Heel dat tijdsverloop zit in de kleding, in de kapsels, in een paar voorwerpen, in de muziek. Het is een mooie evocatie.

In flashbacks zien we de vondeling opgroeien tot de oude man die hij nu is. Gevonden in de kerk blijft hij daar zijn hele leven. (Zijn verhaal doet denken aan Negentienhonderd van Barrico over een jazzpianist die geboren wordt op een boot en die geen voet aan wal zal zetten.) Hij wordt Dinsdag genoemd, naar de dag waarop ze hem gevonden hebben. Geen verjaardag kent hij, maar een vinddag. Zijn slaapplaats is daar boven, in de koepel. Hij toont ons waar hij naar Stella zwaait, waar hij zijn tanden poetst, en de plekken die hij kent in deze kerk in verval.

Er is de grafdelver Nestor die hoopt dat nu ‘den Duuts’ weg is, hij wat minder werk zal hebben. Er is Hildegarde, die zich over Dinsdag zal ontfermen. Stella is zijn vriendin, ze belandt later in een rolstoel. René, zoon van Nestor, is zijn vriend, krijgt bonje met zijn vader, trekt naar het leger en zal als zanger een carrière uitbouwen. Elk personage krijgt zijn verhaal, er ontstaan relaties, er zijn ruzies, ze zitten allemaal vol diepe verlangens. Dinsdag zou zo graag zijn echte moeder willen kennen, Stella voelt iets voor René, Dinsdag voor Stella, Nestor voor Hildegarde. De condition humaine en vooral het menselijk onvermogen zitten in de ups en downs, in de kleine gebeurtenissen die groot effect hebben op hun levens.

Titus De Voogdt, Dominique van Malder, Janne De Smet, Ilse de Koe, Robrecht Vanden Thoren en Tania Van der Sanden zijn weer de rasacteurs die zich geloofwaardig inleven in hun personages en hen tegelijkertijd ook relativeren. Herkenbare personages, schurkend tegen typetjes, maar met eigen karakters. Fijnbesnaarde uitspraken wisselen af met dwangclichés, zo eigen aan de vaak haspelende communicatie tussen mensen.

Orka weet ook nu het diepmenselijke en gevoelsmatige te harmoniseren met groteske en hilarische spelmomenten. Dat wordt in deze voorstelling met nog meer kracht bijgezet door een koor van figuranten van alle leeftijden. Dat komt een paar keer op, steeds gekleed naar de mode van de tijd waarin de scène zich afspeelt, het zingt slechts een paar keer kerkelijke noten om dan uit volle borst songs te brengen die de feestelijke momenten nog feestelijker maken. De voorstelling krijgt heel af en toe musicalallures, en hoe! Wat een uitstraling, maar zo goed gedoseerd dat het geloofwaardig blijft.

Ook deze voorstelling zit vol totaal onverwachte verrassingen. Op bepaalde momenten is het best ‘verschieten’, schrikken en naar adem happen. Om daarna weer meegezogen te worden in het overtuigende spel en het existentieel verhaal over mensen met barstjes, over knakjes in relaties, over scheurtjes in onze verlangens. Zo magisch. Het verhaal wordt mooi afgerond, alle verhaallijnen en personages komen samen. Rest wel de vraag of de mevrouw op het einde toch niet iemand anders is dan ze zegt, maar daaraan denken laat je telkens opnieuw nagenieten.

Foto: Phile Deprez