Met de voorstellingen H2 en H3 oogstte de Braziliaanse choreograaf Bruno Beltrâo wereldwijd succes. In 2009 won hij met H3  zelfs de Amerikaanse Bessie Award. Dit jaar is Beltrâo terug met een nieuwe grote productie, maar het werk stelt teleur. CRACKz (Dança Morta) kent weinig consequentie en blijft steken in een reeks oeverloze bewegingen, die nergens echt betekenis krijgen.

Als een van de weinige choreografen weet Beltrâo conceptuele dans en hiphop met elkaar te verbinden. Dat is waarschijnlijk de reden dat veel grote internationale producenten als het Holland Festival graag zijn werk ondersteunen, het werk van de Braziliaan opent immers ook de deur naar een nieuw en jong publiek. In CRACKz (Dança Morta) vermengt hij de hiphop en streetdance met invloeden uit de vechtdans capoeira. Het gevolg is een wervelende openingschoreografie, waarin zijn dansers vanuit een achterwaartse draaiende beweging op handen en voeten tollen om van daaruit imponerende rotaties te maken in de lucht.

Het zijn technisch gecompliceerde bewegingen die de vijftien dansers van Grupo de Rua de Niterói hier laten zien. Ze hebben een aanloop en snelheid nodig. Dat bepaalt veel van de dynamiek van het eerste deel van CRACKz, dat begeleid wordt door een rauwe, jazzy geluidscompositie, vermoedelijk gecreëerd door Beltrâo zelf. In groepen van twee, drie of meer waaieren de dansers door de ruimte, soms ook in een circulaire beweging met wijd gespreide armen. Van muur naar muur wervelen ze kriskras door de ruimte, er is geen vast patroon. Van tijd tot tijd springt het licht aan en uit, of start de muziekcompositie met een donkere ritmische brom een nieuw sequentie. Het eerste deel van CRACKz is het boeiendst, vooral door de kwaliteit van de alsmaar ronddraaiende beweging, die zichtbaar is afgeleid van de capoeira, ook een product van Brazilië overigens.

Na dit deel volgen vele duetten, waarin vooral de enige vrouwelijke danser van de cast een hoofdrol speelt. Maar de duetten krijgen nergens beslag. Net zo min als de groepschoreografieën die daarop volgen, waarin de circulaire ronde beweging van het eerste deel heeft plaatsgemaakt voor een rechthoekige bewegingsvocabulaire waarin veel gestapt wordt en een soort schijngevecht wordt gecreëerd onder een oranje lamp in het midden van de ruimte. Beltrâo’s lichtplan is expliciet, maar  komt niet uit de verf omdat zijn choreografie ruimtelijk tekortschiet. De dans is ronduit rommelig en er is te veel ruis van dansers achter op het toneel. Het is niet altijd duidelijk wanneer ze op of af zijn.

Dat hoeft geen bezwaar te zijn als andere dansers op de voorgrond de aandacht trekken, maar nergens zet CRACKz echt door. Bewegingen krijgen te weinig vorm en daardoor ook geen betekenis. Tegen het einde worden ze plots illustratief, als de dansers met mimische sluipbewegingen op het publiek afkomen. CRACKz stelt teleur en de voorstelling is weinig gegroeid sinds de zorgelijke première in Brussel vorige maand. De hardwerkende dansers maken iets goed met hun bij tijden virtuoze beweging, maar hun inspanningen worden niet ingelost.

Hoe moet het nu verder met deze Braziliaanse choreograaf? Waarom resideert Beltrâo niet in de danshuizen van Europa om daar op kleine schaal eerst onderzoek te doen, voordat hij zich vertilt aan een grote productie als CRACKz en programmeurs en publiek hem de rug toe keren. Laat dit de noodkreet zijn van een oude fan, die aangenaam verrast was door de vorige producties van deze wispelturige Braziliaan.