Wat de choreografieën van Michel Fokine, Hans van Manen en het duo Emio Greco en Pieter C. Scholten in het nieuwe programma van Het Nationale Ballet verbindt, is de prominente rol die het corps de ballet in de verschillende werken speelt. Het ‘lichaam’ van het ballet biedt zo een interessante artistiek-inhoudelijke invalshoek waarmee verschillende tijden, artistieke visies en stijlen overtuigend samengebracht worden.

In Les Sylphides (1909) van choreograaf Michel Fokine, dat in 2004 in een instudering van Rachel Beaujean op het repertoire van HNB kwam, omringt het corps de ballet van maximaal twintig danseressen de solisten. In rechte lijnen, in duo’s die een boog vormen of in trio’s nemen de danseressen gelijke poses aan, om regelmatig geruisloos te veranderen van positie, waardoor prachtige sculpturale beelden ontstaan. Maar er wordt ook energiek gewalst door de groep op de muziek van Chopin. In Les Sylphides is danser Jozef Varga de enige man op het toneel, tussen de drie solistes en het corps.

Dat is in Corps (1985), een tot op heden weinig uitgevoerde choreografie van Hans van Manen, wel anders. Hier vormen twaalf mannen een hechte groep. Achtereenvolgens verstoren drie vrouwen de harmonie. Aanvankelijk door slechts over het toneel te scheren. Realiteit of een droombeeld? De in witte, bruine en zwarte jurken geklede danseressen dansen met drie verschillende mannen. Diezelfde kleuren karakteriseren de duetten, van speels tot dramatisch geladen. De mannen maken zich los van de groep, maar worden ook weer opgenomen in het geheel, waarin een van hen letterlijk opgeslokt lijkt te worden.

De choreografie Het lichaam van Het Nationale Ballet is de enige Nederlandse première van de avond, al maakten Emio Greco en Pieter C. Scholten een eerdere versie bij Les Ballets de Monte-Carlo in 2011. In Het lichaam van Het Nationale Ballet staat in het begin een eenling in het spotlight, de rok van blauwe slierten rond zijn middel lijkt een parodie op de klassieke lange witte tutu’s van Fokine. Datzelfde geldt voor de elektronische geluidscompositie met vogels, de wind maar ook gekraak. In plaats van de voor de academische ballettechniek kenmerkende ver uitgestrekte armen en benen lijken de ledematen hier als bij een marionet van buitenaf te worden gemanipuleerd. Aanvankelijk bijna onzichtbaar op de achtergrond vult een tableau van achtentwintig dansers even later het toneel. In die massa komen telkens andere mannen en vrouwen boven drijven, soms letterlijk als de hele groep op de vloer ligt. Wie de solo’s of duetten dansen wordt niet ingegeven door een hiërarchische structuur. De wijze waarop Greco en Scholten hun reserves tegenover de klassieke balletwereld in hun choreografie vertaald hebben, is inhoudelijk helaas niet stevig genoeg om tot een interessante choreografie te leiden. Daarbij komt hun bewegingsmateriaal nog onvoldoende tot zijn recht met dit heel grote ensemble, waarin het onmogelijk is iedere danser te laten excelleren als een solist, een werkwijze die met hun eigen, kleinere groep (die ondertussen een jarenlange ervaring met hun werkwijze heeft) beter over het voetlicht komt.

Foto: Angela Sterling