In de tweede van de vier voorstellingen die Sadettin Kırmızıyüz bij Het Nationale Theater maakt over de grote stad, gaat het over identiteitspolitiek. Daarmee wijkt hij af van zijn voornemen om in elk deel de grote stad te belichten vanuit een steeds ander perspectief, geïnspireerd door de moeder van de moderne tv-series The Wire.

In het niet geheel geslaagde Metropolis #1 (2018) ging het over onderwijs. Nu dus geen politiek, journalistiek of bedrijfsleven maar een insteek die je een rode draad in het oeuvre van Kırmızıyüz kan noemen: identiteit. En net als in onder meer De radicalisering van Sadettin K. (2015) of het veel oudere What’s Happenin’ Brother (2012) put hij hiervoor rijkelijk uit zijn eigen leven.

Sterker nog: in Citizin K. beschrijft hij zijn eigen leven (en dat van zijn familie) en maakt hij het volstrekt aannemelijk waarom het bitter noodzakelijk was, is en voorlopig wel zal blijven om deze voorstelling te maken. Voor iedereen die bijvoorbeeld wil snappen waarom zich er juist nu meer leerlingen inschrijven voor het in opspraak geraakte Haga Lyceum.

Dat doet Kırmızıyüz uiterst gewiekst. In een van 1 tot 254 genummerde tekst begint hij in alle rust zijn jongste jaren in Zutphen te beschrijven. Op een kaal podium, met niet meer dan een paar zwevende symbolische beelden: een zwevende varkenskop, een ijsje en een omgekeerd kruis. Achter hem suggereert een uitgelicht gat in een lijst dat er een explosie heeft plaatsgevonden. De flarden hangen erbij. Ter linkerzijde voorziet multi-instrumentalist Kaspar Schellingerhout de monoloog van een passende soundtrack.

De zaken die hij beschrijft zijn niet nieuw. Het is de giftige cocktail van etnisch profileren en Turken-grapjes (‘moet je tegen kunnen, joh’) tot openlijke discriminatie. Zijn Turkse vader die een voorbeeld-Nederlander wil zijn, de beledigingen die de jonge Sadettin zich moet laten welgevallen, de eerste keer buitenshuis met mes en vork moeten eten.

Wat wel nieuw is, is Kırmızıyüz’ woede. Waar hij in De radicalisering van Sadettin K. nog (wrange) grappen kon maken, is dat lachen hem nu volledig vergaan. Hij ligt ’s nachts wakker van de talloze rollen die hij in het dagelijkse leven moet spelen, nooit ‘jezelf’ kunnen zijn.

De meesterverteller Kırmızıyüz leidt ons via die lange levensbeschrijving naar het heden. Ogenschijnlijk heeft hij het goed voor elkaar: trotse bezitter van een eigen woning, vader van een zoon die straks voor het eerst naar school mag. Op dat moment schakelt zijn verteltempo een tandje bij, de muziek wordt intenser. Want het plaatje klopt niet, het laat alleen de fraaie buitenkant zien. In die stroomversnelling passeert een wrange anekdote. In zijn nieuwe woonomgeving komt hij een Turkse vrouw tegen. Kijk, je bent hier niet de enige Turk, suggereert zijn vriendin met een zacht kneepje in zijn hand. Maar het is een schoonmaakster.

Het komt aan als een mokerslag. ‘Mijn hart breekt, mijn borstkas splijt open en het allerlaatste eergevoel dat ik nog heb verlaat mijn lijf, alsof ik ter plekke sterf.’ Zo opgeschreven lijkt het pathetisch maar in de anderhalf uur durende aanloop heeft Kırmızıyüz zorgvuldig en overtuigend naar dit moment toegewerkt.

Dat is de kracht van Citizen K., die doorgaat waar De Radicalisering van Sadettin K. ophield. De voorstelling gaat dieper, kruipt meer onder de huid. En doet vooral een groot beroep op onze empathie. Luister eerst, oordeel later.

Foto: Sanne Peper