Children of Happyland viert de verbeeldingskracht van theater. In een landschap waarin veel makers en toeschouwers een hang hebben naar het ‘echte’, biedt de voorstelling een verfrissende tegenkleur.

Zarah Bracht maakt met Children of Happyland de derde regie onder de hoede van Theater Rotterdam. Voor haar vorige voorstelling, Being wrong and how to admit it, werd zij afgelopen augustus nog genomineerd voor de BNG Bank Theaterprijs 2021. Die productie had een politiek onderwerp en was een monoloog. De taal was dus dominant. Met Children of Happyland gaat Bracht juist de andere kant uit. De voorstelling gaat niet over politiek en het woord speelt deze keer slechts een kleine rol. Bracht bedient zich in dit geval vrijwel uitsluitend van visuele middelen en van een ensemble van mimespelers. De scènes en beelden zijn humoristisch, expressief, ironisch en esthetisch.

De voorstelling kan door iedereen verschillend geïnterpreteerd worden. Children of Happyland past immers in de traditie van het postdramatische theater: er zijn geen logisch handelingsverloop of psychologisch gemotiveerde personages. De montage van de scènes resulteert niet in een eenduidige vertelling. En evenmin wordt er één waarheid verkondigd. Bracht tast met haar regie de vernislaag af die we ‘beschaving’ noemen. Het mag niet verbazen dat dat een flinterdun laagje blijkt te zijn.

Children of Happyland vertelt over de creatie van een ideale wereld die voor de bewoners niet vol te houden is en door hen zelf weer vernietigd wordt. Het is een nieuwe versie van een oud verhaal over schepping en ondergang. De voorstelling is een drieluik, waarvan de delen onderling verschillen, maar toch met elkaar een geheel vormen. Eerst is er een puinhoop zoals na een aanslag of een natuurramp, een soort apocalyptische wereld. Deze verandert in een utopie, een luchtkasteel, een plek waar alles in harmonie is. En hij wordt tot slot onttakeld tot iets wat nog het meest lijkt op een arena waar het leven is teruggebracht tot de basis van lust en onlust, liefde en lijden, paring en strijd.

Bracht, zelf afkomstig uit Duitsland, regisseert een interdisciplinair ensemble. Haar vijf spelers komen uit verschillende culturele achtergronden en opleidingen, maar Matteo Bifulco, Melyn Chow, Ashley Ho, Anneke Sluiters en Dennis Tiecken ageren in de voorstelling allen als mimers. Beweging is hier hun belangrijkste uitdrukkingsmiddel en wat ze met hun geklede en vaak ook halfnaakte lichamen vertellen, laat ruimte voor de verbeelding van de toeschouwer.

De spelers rennen aanvankelijk wild door de ruimte of staan stil en stampen hard op de grond. Ze betekenen niets, ze zijn eerder een soort ruwe energie. Het enige dat we herkennen, is het ruisen van de zee. Pas nadat de vijf zich ritueel gewassen hebben, beginnen ze meer op mensen te lijken. Ze bouwen dan voor zichzelf een utopische wereld. Daar zijn ze overdreven beleefd naar elkaar. Ze proberen te dansen als in een klassiek ballet op de tonen van een negentiende-eeuwse wals. Of ze oefenen spelenderwijs hoe ze netjes op een zitmeubel moeten gaan zitten. In deze wereld is er alleen harmonie en helpt iedereen elkaar.

Onhandig, onwennig, bijna clownesk proberen ze de gedragsregels van deze nieuwe samenleving uit. Maar schijn bedriegt. De vijf blijken niet in staat deze utopie in stand te houden. Op zeker moment gaat een van hen (Anneke Sluiters) met haar overenthousiaste gedrag in het spel bij een ander over de grens. Veel is er niet aan de hand, ze raakt hem per ongeluk aan bij zijn knie. Toch is hij daar niet van gediend, hij wijst haar af en het spel is voor iedereen gelijk voorbij. Alle verdraagzaamheid is in een mum van tijd verdwenen.

De scène wordt een drama, waarin Sluiters virtuoos en overdreven emotioneel haar gekwetste gevoelens uit. Haar slachtofferschap maakt ze extra zichtbaar door zichzelf blauwe plekken te schminken. Al snel beginnen de anderen dat ook te doen en is iedereen gewond. De vijf breken de utopie weer af, en het laatste deel begint. De spelers gedragen zich nu als dieren, of als mensen die in een ritueel dierlijke paringsdansen en gevechten nabootsen. Hun kostuums bestaan uit bladeren en bloemen die hoofd en lichaam bedekken, een groen-doorzichtige kraag die kan worden opgezet als bij een reptiel, een felrode rok en mouwen als veren van een vogel en andere kleidingstukken die associaties met natuur en dieren oproepen.

In het scenografie- en kostuumontwerp van Liesje Knobel en het lichtontwerp van Hendrik Walther is duidelijk dat de makers niet de illusie van realiteit willen geven. Ze benadrukken juist dat alles onecht is. De spelers bouwen het decor zelf om, en telkens als ze aan een lang touw trekken dat in het midden van de ruimte hangt, wisselt het licht in de voorstelling. Het apocalyptische eerste deel is een onaangename, lelijke chaos, bestaande uit rondslingerende stoelen, onherkenbare objecten, en grote zwarte doeken die op verschillende plekken liggen. Nevel vult de ruimte, die slechts verlicht wordt door een enkele tl-lamp.

Wanneer de spelers deze doeken weghalen, verschijnt er een hemels, kitscherig paradijs. De vloer blijkt voorzien van een pastelblauw, beige en wit wolkenmotief, dat wel afkomstig lijkt uit een Hollands schilderij. Ditzelfde motief is ook te zien op een huis dat de vijf bouwen van een raamwerk met canvas erover, en op een muur van grote langwerpige blokken. Er schijnt een aangenaam warm en diffuus licht. Alles is hier in harmonie. Zelfs de pakken die de spelers dragen hebben de zachte kleuren van de ruimte. Maar al deze schoonheid vernietigen ze uiteindelijk weer. Ze halen het canvashuis van zijn raamwerk af, duwen de muur omver, bedekken de wolkenvloer weer met een zwart doek. Utopie is dystopie geworden.

Ook al hebben de children in deze voorstelling hun Happyland laten mislukken, en ook al zijn ze nu teruggeworpen in een dierlijke toestand – het laatste deel is wel het meest esthetische. Schoonheid voert de boventoon. Dat komt vooral door de veelkleurige en originele kostuums. Die verbeelden niet alleen natuur en dieren, maar zouden ook uit een extravagante modeshow kunnen komen, of zo uit een foto van Tim Walker geplukt kunnen zijn.

Het einde van de voorstelling komt erg abrupt, als de spelers plots aan het lange touw trekken. Ze doen letterlijk en figuurlijk het licht uit. Mij liet het achter met het gevoel dat de voorstelling niet helemaal af was. Maar anderzijds vergrootte dat mijn nieuwsgierigheid naar hoe Zarah Brachts beeldende theatertaal zich in haar volgende regies zal ontwikkelen.

Foto: Bart Grietens