Sarah van Lamsweerde maakte sinds 2009 vele theatrale of performance-installaties, zoals Three Portraits (2013) en 80 Words (2011). Steeds is daarbij een vorm van onderzoek en het uittesten van voorstellen op of met het publiek leitmotiv. Vragen naar de rol van taal en van het herinneren spelen een belangrijke rol. De afgelopen maand was gedurende enkele weekenden in het Allard Pierson Museum haar nieuwe werk Cast Witnesses te zien. Twee gidsen, de curator Emma Panza en de performer Michiel Reynaert, ontvingen kleine groepen bezoekers en leidden hen rond door het oudheidkundige museum, meer specifiek door de afdeling met gipsbeelden op de zolder.

Gekleed in een kostuum dat het midden houdt tussen de uitdossing van een inspiciënt, een verpleger en een geisha, stellen de gidsen tijdens de rondleiding allerlei speculatieve theorieën voor over de geestelijke en lichamelijke staat van de honderd jaar oude kopieën van kopieën in de ‘gipsotheek’. Ook doen ze uiterst vernuftige pogingen om de gipsen, die sinds het midden van de twintigste eeuw een uiterst dubieuze status hebben – ze zijn immers not the real thing en voldoen bovendien niet meer aan de esthetische idealen – in eer en functie te herstellen.

De afgietsels, die populair werden eind 19e eeuw voor studie en vertoon in musea en kunstacademies, zijn in veel opzichten gemankeerde lichamen. De oorspronkelijke uit Grieks of Romeins marmer gehouwen meesterwerken van voor en na het jaar nul kunnen tegen een stootje, maar missen meestal hier of daar een lichaamsdeel of -deeltje. Ze zijn soms ook samengesteld uit brokstukken van oudere beelden. Romeinen fabriceerden eindeloos marmeren kopieën van wat er in Griekenland was aangetroffen, en de Italianen gingen daar mee door. De afgietsels van die beelden geven aan de ene kant de splendeur door van de hellenistische lichamelijke idealen, aan de andere kant zijn ze in al hun gipsheid het ultieme teken van het met alle geweld instant houden en heropgraven van dat ideaal.

Ondanks de gemankeerde, bij elkaar gesprokkelde, tweedehands status van de beelden, geven de kopieën van de kopieën nog altijd wonderlijk geproportioneerde vormen van menselijkheid weer, tot het mythische of goddelijke speelveld verheven. Het is moeilijk om die paradoxale esthetische beweging, waar ook mensen als Rodin en Freud door gefascineerd waren, werkelijk tot je te laten doordringen. De kopie, het brokstuk of het gefragmenteerde beeld, benadrukt het ideaal alleen nog maar meer, maar werpt de toeschouwer tegelijkertijd in een eindeloos terugkerende staat van melancholische opwinding over voorbije tijden van esthetische grootsheid.

Van het overhandigen van witte handschoenen aan de bezoekers tot het gezamelijk, met gesloten ogen, oefenen van Ekphrasis (een oude retorische vorm om kunstvoorwerpen zo te verwoorden dat de toehoorder ze voor zich ziet), heeft het optreden van Panza en Reynaert voortdurend iets dubbelzinnigs. In hun teksten steken ze aan één stuk door de draak met wetenschappelijke en kunsthistorische ernst, door onmogelijke en absurde voorstellen te doen. De beelden worden als levende wezens behandeld, en de bezoekers wordt voorgesteld met hen in contact te treden, door aanraking, ademhalingsoefeningen en inbeelding. Tips over hoe een mens lang in een pose kan staan zonder flauw te vallen, worden opgevolgd door een massage waarmee bij een beeld fantoompijn kan worden verlicht. In het hilarische spel met woorden en gestes dat zo ontstaat, gaat echter een nieuwe ernst schuil.

Het aanraken van de beelden om warmte door te geven en in de streling bepaalde informatie en gevoel uit te wisselen, geeft de bezoeker weldegelijk een nieuwe kijk op de beelden en de verbeelde figuren. Met hun vergeelde uiterlijk en ondefinieerbare herkomst, als afdanksels van voorbije en niet altijd even frisse idealen, krijgen de gipsen een hele nieuwe rol. Worden ze door de bezoekers met enige scepsis bekeken – ze lijken immers in niets op hun stralende marmeren en bronzen broeders en zusters elders in het museum – krijgen ze als tweederangs burgers een nieuwe rol in het universum van de institutionele geschiedenis, waar het oudheidkundig museum natuurlijk iedere dag opnieuw een bepaalde bijdrage aan levert.

Van Lamsweerde verwijst in Cast Witnesses alleen impliciet naar deze geschiedenis. In weerwil van de benaderingen van de kunsthistoricus of de archeoloog, die oorspronkelijke waarden wil terugvinden in of via de beelden, benadrukt Van Lamsweerde dat als we de werkelijke geschiedenis van de beelden als model nemen, we misschien wel op een heel andere blik op geschiedenis en menselijkheid zouden kunnen uitkomen. Eentje waar niet het versteende hellenistische schoonheidsideaal centraal staat, met alle verabsolutering en uitsluiting vandien, maar een relevantere geschiedenis van tweedehandsjes en hun migratie, minder ideaal en menselijker.

Het wegkijken of niet willen zien van de gemankeerde geschiedenis van de gipsen, de theatrale nep van het neo-neo-classicistische decor waar de beelden toe behoren, wordt door Van Lamsweerde zonder enig moralisme, maar met een goed gevoel voor verhoudingen kalt gestellt. Het levert niet alleen een hele bijzondere, onderkoelde en humorvolle uitwisseling van blikken op. Bijeengepakt op de zolder van het Allard Pierson, de beelden zowel als de bezoekers, dringen zich wonderlijke vragen op waarom de geïdealiseerde stolling van mensen als ranke, machtige goden en helden toch zo’n enorme invloed heeft gehad en nog steeds heeft. En welke rol het eigen kijken daarbij heeft.

De voorstelling Cast Witnesses roept langs omwegen de vraag naar menselijke waardigheid op. De gidsen zeggen het talloze malen, maar uiteindelijk werkt de aanwijzing slechts heel langzaam door, ook bij mij: dat het zachtjes aanraken misschien een betere benadering is dan het met ontzag en bewondering willen bekijken en bekeken willen worden. Zoals het brokje meringue dat de bezoekers aan het einde van de voorstelling krijgen uitgereikt en met vragende blik in hun mond steken (voor wie durft): het zoete proeven van de brokstukjes is gewoon veel beter dan het bewonderend kijken.

[Cast Witnesses ging vorig jaar tijdens Playground in Leuven in première en zal, zoals gebruikelijk bij het werk van Van Lamsweerde, in verschillende stadia in de komende jaren zijn uitwerking vinden. In het najaar komt er een videowerk uit die in de Beursschouwburg in Brussel en in de Brakke Grond in Amsterdam te zien zal zijn, gelijktijdig met een nieuwe episode van het project als Nachtelijke Dwaling in de Oude Kerk.]

Foto: Joeri Thiry, STUK – Huis voor Dans, Beeld & Geluid