Het tweehonderdjarig bestaan van badplaats Scheveningen was voor Festival Classique de aanleiding om groots uit te pakken. Voor de immense scènische openingsproductie van Carl Orffs Carmina Burana werd samengewerkt met OPERA2DAY, Kwekers in de Kunst en De Dutch Don’t Dance Division en werden meer dan 350 musici en dansers op de been gebracht op het strand van Scheveningen, waarvan ruim 300 amateurzangers in het koor.

Carl Orff selecteerde voor zijn Carmina Burana (1937) 24 gedichten uit het middeleeuwse manuscript Carmina Burana en zette de teksten op niet-middeleeuwse muziek. De compositie wordt geopend en afgesloten met een hymne aan de (nood)lotsgodin Fortuna, die met haar willekeurig draaiende rad mensenlevens kan maken of breken.

Tussen deze omlijsting volgen een aantal liederen gegroepeerd in drie thema’s die raken aan het mensenleven. Het eerste deel is geheel gewijd aan de pure, onschuldige liefde. Het tweede deel bestaat uit liederen van teleurgestelde, drinkende en gokkende mannen in de kroeg. Het derde en laatste deel staat in het teken van zinnelijkheid en genot.

De Carmina Burana zijn eigenlijk gecomponeerd voor de concertzaal en bevatten, ondanks de thematische samenhang, eigenlijk geen plot. Aan regisseur Serge van Veggel (OPERA2DAY) de schone taak om in deze scenische productie toch een zekere narratieve lijn in het geheel te brengen.

In zijn regie focust Van Veggel op de figuur van Fortuna zelf: bij hem is ze geen anonieme kracht maar een jonge vrouw (vertolkt door danseres Laurie Chomel) die gedurende de voorstelling zelf met de willekeur van het lot geconfronteerd wordt en daar behoorlijk cynisch en duister uitkomt. In het eerste deel ervaart Fortuna het prille liefdesgeluk in een bucolische setting, met behendig en speels bewegende dansers van de Dutch Junior Dance Division.

In het tweede deel belandt ze in de kroeg en wordt ze hardhandig behandeld door het koor en twee zangers. Bariton Martijn Sanders zingt zijn solopartij met een doorleefd, indrukwekkend geluid en wekt in zijn sterke, fysieke spel zowel medelijden als afschuw op. Hierbij stak de hier en daar niet helemaal toonvaste countertenor Kaspar Kröner wat bleek af.

In het derde deel komt Fortuna de geliefden uit het eerste gedeelte weer tegen en ze probeert hen in bescherming te nemen tegen teleurstellingen in de liefde. Dit pakt echter verkeerd uit en het resultaat is zinnelijkheid en egoïsme, mooi bezongen door de heldere, krachtige sopraan van Katrien Baerts. Uiteindelijk geeft Fortuna het op: ze omarmt de duistere willekeur van het lot en draait aan haar rad.

Het decor van de productie is simpel maar doeltreffend, met een houten verhoogd podium en twee immense ten hemel gerichte handen aan weerszijden. Tussen die twee handen had eigenlijk het reuzenrad op de Scheveningse pier – een immense versie van Fortuna’s rad – zichtbaar moeten zijn, maar het lot beschikte anders: na een tropische zomerdag was het strand gehuld in een dichte mist die echter na zonsondergang op geheel eigen wijze bijdroeg aan een grimmige atmosfeer.

De uitvoering van zowel professionals als amateurkoren was op niveau: de choreografie van Thom Stuart werd sierlijk en behendig uitgevoerd, het pianospel en slagwerk was krachtig en vol dramatiek en de solisten en het amateurkoor acteerden en zongen op hoog niveau: zodra er iets muzikaal uit de pas dreigde te lopen, greep dirigent Rick Schoonbeek behendig in.

Ondanks het inbrengen van een narratieve lijn miste de voorstelling toch een duidelijke karaktertekening en handeling. Zo was met name het centrale karakter van Fortuna onvoldoende van vlees en bloed en bleef ze vooral in het allegorische en abstracte hangen.

Foto: Anne Reitsma