Zo’n 140 jaar nadat George Bizets opera Carmen in Parijs in première ging, werd in het Théâtre du Châtelet in dezelfde stad een spannende bewerking ervan ontwikkeld. Carmen la Cubana verplaatst het verhaal over de verleidelijke Carmen naar het Cuba van de jaren vijftig, waar de revolutie op het punt staat uit te barsten.

Deze Carmen wordt niet in het Frans, maar in het Spaans gezongen. Alex Lacamoire, bekend van zijn wervelende arrangementen voor Hamilton, gaf de muziek van Bizet een Caribisch tintje. Hij verpakte de beroemde melodieën uit de opera in mambo’s en rumba’s, die zo een verrassend feest van herkenning vormen.

Waar dans in sommige musicals nog weleens naar de achtergrond verdwijnt, is Carmen la Cubana een musical waarin de spetterende choreografieën de showstoppers zijn. Met zichtbaar plezier en begeleid door een uitgebreide band op het podium worden ze door het ensemble gebracht.

Ook de zang is vlekkeloos: het is genieten van de donkere stem van Luna Manzares (Carmen), terwijl tenor Saeed Mohamed Valdés (José) en sopraan Cristina Rodríguez Pino (Marilù) een fijn staaltje operazang demonstreren. Ook opvallend is Joaquín García Mejías in de rol van El Niño Martinez, die met de juiste stage presence de aria van de Toréador, een van Bizets bekendste melodieën, naar zijn hand zet en met een achteloze gratie klinkende uithalen doet.

Dit alles gebeurt tegen een mooi groots decor van Tom Piper waarin door middel van belichting en rekwisieten verschillende sferen en locaties worden opgeroepen, aldoor de warmte van de Caraïben uitstralend.

Tegenover de opzwepende dans en vlekkeloze zang steekt de plot van Carmen la Cubana wat bleek af. Hoewel de setting van de oorspronkelijke Carmen is veranderd, blijft het revolutionaire Cuba vooral de achtergrond waartegen het verhaal zich afspeelt zonder er duidelijke invloed op uit te oefenen.

Maar vooral met betrekking tot het stereotype verhaal en de karakters hebben de makers een kans laten liggen. Die zijn duidelijk geworteld in een negentiende-eeuws opera-idioom. De mannen zijn jagers en de vrouwen verleiders; Carmen (in rode jurk met decolleté) de femme fatale die zonder duidelijke motivatie kortdurende romances met verschillende mannen zoekt, Marilù (in witte, dichtgeknoopte jurk) de vrome maagd en José een soldaat die enkel en alleen op Carmen uit is. Hoe vaak Carmen José ook afwijst, hij wil haar hebben, kost wat kost.

Voor wie het verhaal van de originele Carmen kent, zal het geen verrassing zijn dat José Carmen uiteindelijk vermoordt. Vervolgens smeekt hij God hem tot zich te nemen, zodat ze eindelijk voorgoed samen kunnen zijn. Wie had gehoopt op een modernisering komt echter bedrogen uit. Misschien werd dit einde ooit romantisch en dramatisch gevonden; vandaag de dag komt het vooral onrealistisch en sinister over. Het is jammer dat de makers de gelegenheid niet hebben aangegrepen om de stereotypen bij te stellen of iets te zeggen over het enge stalkgedrag van José. Nu moet je het verhaal maar voor lief nemen; dan valt er veel te genieten bij Carmen la Cubana.

Foto: Nilz Boehme