Op de preekstoel van de protestantse Grote Kerk in Overschie, bij Rotterdam, staan de aanwijzingen ‘Vers’, ‘Gezang, ‘Psalm’. Lage, donkerhouten gewelven overspannen de kerkruimte, waartoe de glas-in-loodramen weinig licht toelaten. De kerk, opgetrokken uit baksteen, werd in 1901 gebouwd in neogotische stijl. Juist deze locatie koos Operadagen Rotterdam 2018 uit om een van de meest sensuele Bijbelteksten te brengen, het Hooglied. 

Het is eerder een gedicht over een vrouw die tegen alle verdrukking in haar gepassioneerde liefde najaagt. Exegeten weten nog altijd niet wat de precieze betekenis is van dit Lied der Liederen, Song of Solomon en ook Sjir hasJiriem. Onder de titel Canticum Canticorum. Het Hooglied, een protestsong is de toehoorder getuige van een muziekuitvoering met een indrukwekkend scala aan muzikale en theatrale middelen.

Productiehuis en muzikaal ensemble ChampdAction staat onder artistieke leiding van Serge Verstockt, die ook verantwoordelijk is voor ‘concept, muziek, visuals’ van deze uitvoering. Hij werkt samen met het uit eveneens uit Antwerpen afkomstige Muziektheater Transparant en met het onvolprezen Collegium Vocale Gent.

Tegen de kerkwanden verschijnen en verglijden lichtbeelden, die qua sfeer en betekenis het verhaal ondersteunen. Soms zijn de beelden abstract en bestaan ze uit niets dan kleur en bewegende vormen, soms zijn de beelden herkenbaar, zoals de muren van een stad, voortspringende herten in prachtig sierlijke bewegingen, een stad die instort, danser Marc Vanrunxt in rood gewaad in zijn uitvoering Deutsche Angst.

Actrice Alexandra Oppo zingzegt de prachtige teksten nu eens van de preekstoel, dan vanaf een verhoging in het koor. Qua taal is het Hooglied ongeëvenaard, met zinnen als: ‘Kom mijn liefste, laten we gaan naar het veld / en overnachten in een van de dorpen’ en ‘Ik ben een muur / en mijn borsten zijn torens. Zo ben ik in hun ogen als een stad / die vrede moet bieden. / Maar ik ben van mij / deze wijngaard is aan mij om te geven.’

Naarmate de voorstelling vordert, neemt de fluisterende poëzie af en de protestsong in alle hevigheid toe. Hoogtepunt daarbij is de opsomming, door Oppo, van de artikelen van de rechten van de mens, waaronder de gelijkheid van man en vrouw, de vrijheid van godsdienst, de vrijheid van toegang tot culturele en wetenschappelijke uitingen. Voor de muziek put Verstockt uit Jean l’Héritier, Orlandus Lassus, John Dunstable, Giovanni da Palestrina, Hildegard von Bingen en eigen composities.

Het is veel, en dat is het probleem: het overweldigende aanbod en de veelheid aan theatrale en muzikale middelen zijn té imposant. In de openingsscène rollen spelers een brede strook zilverpapier op en aan het slot wordt dat zilverpapier weer uitgerold. De toeschouwers lopen willekeurig door de kerkruimte heen, sommigen nemen een stoel. De uitvoering speelt zich op verschillende locaties in de kerk af. Dit  alles zorgt voor een zekere onrust. Hierdoor was de concentratie niet echt optimaal.

De afwisseling tussen een stuk tekst door actrice Oppo en de koorzang werkt op den duur ook voorspelbaar, en heeft iets statisch. Pas heel geleidelijk ontwikkelt zich een spannende verhaallijn, eerder is het lastig ontroerd te raken door de versplinterde regie. Liever had ik de voorstelling gezien zich afspelend op één plek, dat zou de intimiteit verhogen. Aan het slot klinken er enorme slagen op de pauken, die door de kerk weergalmen. Het is indrukwekkend, het is groots en veelbetekenend, vol symboliek en verwijzingen, maar volmaakt is Canticum Canticorum toch niet echt. De stralende eenvoud van de gewijde muziek en de serene, poëtische teksten verdwijnen toch te veel onder een overdaad aan theatrale middelen.

Foto: Miles Fischler