Met het duet We Are Nowhere Else But Here (2017) won choreograaf Stephen Shropshire de Zwaan voor de meest indrukwekkende dansproductie in 2018. Het was een sterke terugkomst voor de choreograaf die tot 2012 artistiek leider was van Noord Nederlandse Dans in Groningen en daarna een tijdje wat minder zichtbaar was. Niet dat Shropshire stil zat. Hij bleef werken in het buitenland en richtte in 2016 zijn eigen stichting op. Vorig jaar was zijn voorstelling About Miss Julie naar Freule Julie van Strindberg, gemaakt bij het Dank Danseteater, te zien in Nederland. Afgelopen najaar was hij curator van de beeldende tentoonstelling van het oeuvre van Krisztina de Châtel. 

In Cantata laat Stephen Shropshire opnieuw zien hoe danstaal, dramaturgische ontwikkeling, muziek en gebruik van ruimte onlosmakelijk verbonden kunnen zijn.  Zijn bewegingsidioom is gearticuleerd en doorwrocht. Het materiaal vraagt om een sterke beheersing van techniek en lichaam zonder die kwaliteiten op de voorgrond te plaatsen. Van de bewegingen – organisch, soms ook hoekig – gaat een bepaalde zachtheid uit. Dat geeft een mooi spanningsveld.

In Cantata wordt het bekende ‘Ich habe genug’ van Johann Sebastian Bach er nu eens niet vol ingegooid, maar klinkt het ingehouden op de achtergrond. Dat versterkt de emotionele zeggingskracht van de composite in plaats van dat deze alomtegenwoordig is, met het risico dat de dans overheerst wordt. Naast de muziek van Bach heeft Thom Willems een subtiele geluidsomgeving gecreëerd. Deze compositie is losser geweven en geeft minder ankerpunten.

Cantata begint met twee dansers, Aimee Lagrange en Jussi Nousiainen, op de vloer. Lagrange zit links op de grond terwijl Nouisiainen zich in een diagonaal van rechtsachter naar linksvoor sleept. Op zijn buik, languit, beweegt hij zich, armen langszij, met zichtbare inspanning voort. Dezelfde diagonaal legt hij later in de voorstelling nog eens af. Maar dan gebogen over Lagrange die zich probeert los te maken om zich na iedere poging weer in dezelfde positie terug te vinden. 

Tussen die worsteling, eerst alleen en later in elkaars aanwezigheid gevangen, ontvouwt zich de verhouding tussen de vrouw en man. Hij volgt regelmatig de aanzetten van haar bewegingsfrasen om vervolgens – meestal in haar nabijheid – een andere weg in te slaan. Maar telkens houdt hij haar in het oog en gaat hij in een later stadium weer met haar mee. Die situatie neemt een wending als een derde persoon (Ivan Montis) op de vloer verschijnt. 

In Aimee Lagrange ontwaakt een alertheid, nu kan zij haar blik niet afhouden van de nieuwe man. Hun samenzijn maakt een andere energie los, sneller en lichter. Toch weet Nousiainen – de eerste man – haar weer terug te trekken in zijn universum. Door de ander te manipuleren, als medium, blijft hij in haar nabijheid en houdt hij haar vast. Is hij zo in haar ban dat het ondenkbaar is om een andere weg te kiezen? Of is het voor haar onmogelijk om een nieuwe relatie aan te gaan en blijft de vorige erin doorspelen? Hier en daar speelt Shropshire met herkenning, een situatie is gedeeltelijk anders en vraagt om een nieuwe interpretatie. Veranderingen krijgen zo betekenis. Daarbij gebeurt er veel tussen de twee en later drie dansers, maar is hun bewegingstaal ingehouden. 

Cantata schetst een beeld van samen zijn en loslaten. Aan het einde zitten Nousiainen en Lagrange beiden naast elkaar. Met gesloten ogen wiegen zij hun hoofd heen en weer. Ze zijn er maar zijn er ook niet. Er zo zijn er meer aanwijzingen die de driehoeksverhouding in het licht plaatst van verschillende perspectieven. Cantata duurt meer dan een uur, maar door de concentratie en intensiteit van de dansers, vliegt de tijd. Shropshire toont opnieuw dat hij een choreograaf pur sang is.