Het gelaagde werk van de Amerikaanse choreograaf Trajal Harell zit vol verwijzingen naar de dansgeschiedenis en tradities. In Caen Amour vervlecht hij op een transparante manier het oeuvre van drapagekoningin Loïe Fuller met Butoh, oriëntaalse dans en striptease. Met gevoel voor detail wordt het publiek gezogen in een performance, die de scheidslijn tussen kunst en entertainment bevraagt.

Theater, museum of huiskamer? Dans, mode of performance? Hoge of lage cultuur? Heden of verleden? In zijn werk beweegt kosmopoliet Trajal Harell zich zo ongeveer op de grens van alles wat je maar kunt bedenken. Zijn performances vinden aansluiting in een breed kunstcircuit en zijn behalve op internationale festivals en in theaters ook te zien in prestigieuze musea als het New Yorkse MOMA, waar Harell ook een periode resideerde. Inmiddels heeft de Rotterdamse Schouwburg zich ook aangesloten bij het grote aantal internationale coproducenten.

Maar zo groots als die context lijkt, het werk van Harell wordt eigenlijk gecreëerd met hele simpele middelen. In een hoek van de schouwburg is een bescheiden podium ingericht met een houten uitsnede van een blauw, mediterraans bouwwerkje. De sfeer is intiem, het publiek zit op een kleine geïmproviseerde tribune en kussens op de grond. We horen muziek, waaronder hedendaagse nummers van onder andere Adèle.

Harell komt op gekleed in een kleurig shirt met dito maillot, daaroverheen een hippe, zwarte designbroek. Hij danst losjes, alsof hij zich opwarmt of op een feestje is. Het is suggestie, langzaam transformeren zijn bewegingen en groeit de intensiteit van zijn performance tot hij letterlijk trillend voor ons staat in een solo boordevol emotie. Je vraagt je af wat hier toch zo gaande is, want intussen zijn achter hem duidelijk zichtbaar dozen met kleding en rekwisieten binnengebracht die achter het decor verdwijnen.

Nog natrillend van zijn optreden deelt Harell een tekst uit, waarin hij de uitgangspunten van zijn voorstelling beschrijft. Caen Amour verwijst niet alleen naar vroege moderne dansers als Fuller, die zich lieten inspireren door de oriëntaalse dans, maar ook naar buikdansspektakels die eind negentiende eeuw opdoken in Amerika. Deze hoochie coochie-shows waren voorlopers van vaudeville en striptease. Net als veel performances van Harall is Caen Amour een ode aan de vrouwelijke entertainer. Met of zonder kleding en met uitgekiende passen en gerichte blikken brengen zij hun mannelijke publiek al eeuwenlang in vervoering.

Harall speelt graag met de codes. Na een reeks rituelen lijkt de voorstelling dan eigenlijk ‘echt’ te beginnen. Drie dansers komen een voor een op in een circulerende modeshow, waarin kleding centraal staat en broeken, jasjes, sjaals en doeken strak of juist losjes om het lichaam hangen. Uiteenlopende figuren waaronder spoken, cowboys, buikdansers, dierlijke wellustelingen en ander pluimage, passeren de revue terwijl de soundscape dankzij zijn vele referenties – van traditionele Ierse of beladen Spaanstalige songs tot Kate Bush – minstens evenveel lagen toevoegt aan de voorstelling.

De ‘show’ is volledig transparant. Er is alcohol in kleine miniflesjes en we mogen na een poosje achter de set kijken waar alle props staan opgesteld en we zien hoe de dansers zich aan- en uitkleden. Delen uit eerder opgevoerde korte performances keren terug. Elke blik, elke circulaire beweging met de armen of handen en elke pas op de catwalk staat in dienst van de vervoering. Een vaag lichtje doemt op achter één van de papieren ramen van de set. Natuurlijk dient dat ook een doel en is er ook echt naakt. Harall steekt er bewust de draak mee, door de enige vrouwelijke danser een quasi komische rol te geven.

Zelf bewaakt hij de ernst in zijn re-enactment van La Argentina, een historische performance van butoh danser Kazuo Ohno die weer een ode is aan Argentijns Spaanse danseres Antonia Mercé y Luque. Hoeveel danshistorie kun je bij elkaar brengen? Het lijkt wel een Droste effect! Harall overtreft zichzelf en weet ons met zijn even doorvlochten als speelse verleidingsspel in het hart te raken. Kunst of kitsch, op de kracht van de verbeelding worden we tenslotte allemaal graag aangesproken.

Foto: Christophe Raynaud de Lage