Jarenlang als zanger/pianist zwoegen in de marge, met een kleine enthousiaste schare fans. Vijf cd’s op je naam op labels die iets betekenen in de jazzwereld. En ja, dan word je pas echt bekend omdat je in 2018 de Mol weet te ontmaskeren.
Het duwtje in de rug van een paar jaar eerder, toen Ruben Hein in Linda’s zomerweek de favoriete nummers van bekende Nederlanders mocht coveren, was nog niet voldoende. Maar door zijn detectivewerk op televisie staat ‘die jongen van Linda’s zomerweek’ nu in een uitverkochte Kleine Komedie, en daar komt hij prima tot zijn recht.

Zijn laatste album Groundwork Rising is ongetwijfeld zijn meest toegankelijke. Niet dat hij zijn avontuurlijke jazz-pop liefde verloochent. Zo besluit hij een van zijn nummers met een toffe instrumentale zwierigheid, drummend op de toetsen en een vleugje Oscar Peterson. Er zitten nog steeds mooie kronkels in zijn akkoordenreeksen, maar zeker in het theater maken de heldere kop-en-staart nummers veel indruk.

Zijn theaterprogramma Boventoon is veel meer dan een plichtmatig naspelen van zijn album, aangevuld met wat nummers van anderen. Ofschoon alleen de muziek al goed zou zijn geweest voor een aangename avond. Het zijn sfeervolle, warme nummers, die bijna allemaal draaien om het zoeken naar geluk en de zin van het leven, zonder in oeverloze zweverigheid te vervallen. Die angst was er wel even door de openingsminuut met new age kabbelnoten die je associeert met een oosters yoga-salon.

Met Groundwork Rising plaatst Hein zich in de aantrekkelijke singer/songwriters traditie van Rufus Wainwright, Ben Folds en Elton John, een van de helden van Hein. Zijn versie van Mona Lisas and Mad Hatters van Elton John, een kritisch nummer over New York, is beklemmend mooi.

Het nummer sluit aan bij een van de verhalen die Hein tussen de nummers door vertelt over zijn muzikale levensreis. Bijvoorbeeld over zijn jeugdvriend Flin, met wie hij als tiener en student aan het conservatorium alle muzieksoorten tot op het bot fileerde. Hein verlangt heel sterk terug naar dat onbevangen gevoel, het jeugdig enthousiasme bij die grenzeloze zoektocht. De twee zijn langzaam maar zeker uit elkaar gegroeid en Flin heeft zijn drummerloopbaan in New York voortgezet. Als ze elkaar bij de begrafenis van een gemeenschappelijke vriend in Nederland weer ontmoeten, is er meteen die klik van vroeger weer, en dat voelt geweldig.

Hoe bijzonder die twee het met elkaar hebben gehad blijkt uit de toegift als we Flin op het scherm achter zijn drumstel horen en hij Hein op het podium begeleidt. Dan wordt ook duidelijk dat een voorstelling van Ruben Hein in het theater nóg sterker zou zijn als hij permanente ritme ondersteuning zou krijgen van een drummer of een bassist. Zet bassist Egon Kracht naast die man en je hebt een magisch duo.

De titel Boventoon slaat op een muzikaal fenomeen: het is een geluidscomponent waarvan de frequentie hoger ligt dan de door het oor waargenomen grondtoon van dat geluid. Hein demonstreert het op de piano, en als je verrekt goed luistert weet je wat hij bedoelt. Maar voor hem is de boventoon ook de verzameling van niet meer zichtbare ervaringen in je leven, waardoor je karakter gevormd wordt. En zo heeft hij het over zijn vader, die als joods jochie tijdens de oorlog van het ene onderduikadres naar het andere werd gesleept, en over zijn moeder die gescheiden van haar ouders in Indonesië, in Alphen aan de Rijn opgroeide. Hein praat over zijn vogelaarshobby, over zijn twee maanden als entertainer op een cruiseschip met Duitsers met overgewicht, en over muziek als sociale mantel waarin je je kan verbergen, want ‘als je speelt hoef je niets uit te leggen’.

Soms komen de verhalen wat stroperig uit zijn mond, maar dan neemt hij toch weer net op tijd plaats achter de piano en speelt en zingt hij de sterren van de hemel.

Foto: Yani Pictures