Het zijn een aantal legendarische romans met titelheldinnen als Madame Bovary, Anna Karenina, Thérèse Raquin, Jane Eyre, Effi Briest, Eline Vere. In het onvolprezen festival Brandhaarden valt, na Jane Eyre, de eer te beurt aan de toneelversie Bovary naar Flauberts legendarische roman uit 1856.

Een vrouw verveelt zich in een vastgelopen huwelijk met een saaie dorpsarts in een even saai dorp en nog saaiere streek. Ze spat uit elkaar van onvervuld verlangen. Haar man hoeft maar de naam te noemen van ene Leon of een andere dorpsvriend, en ze begint te trillen. De Bovary van Maaike Neuville in de regie van Carme Portaceli bij de KVS Brussel knokt tegen zichzelf.

In een sterk fysieke speelstijl opent Neuville de voorstelling. Ze beweegt zich heen en weer over het nagenoeg lege podium als een gekooid dier. Telkens maakt ze een licht-schokkende beweging met haar lichaam vanuit de heupen, ze klauwt met haar handen over haar lichaam, buik, benen, ze praat onophoudelijk. Dit is sublieme, fysieke wanhoop. Gevangen is ze, en ze weet niet waarheen te vluchten. Ze heeft het over hotelkamers en steegjes waar ze genot vindt, maar klopt dat? Of beeldt ze zich het in? Droom, verlangen, weerzin tegen het leven en besef dat alles een leugen is vormen een onontwarbare kluwen. Zo begint ze ook, met deze woorden: ‘Alles is bedrog en leugen.’

Madame Bovary, het romandebuut van Flaubert dat hij schreef op 35-jarige leeftijd, gaat over leegte en verveling – en hoe daartegen te strijden. Emma Bovary pleegt overspel en ze leeft boven haar stand. In de bewerking door Michael De Cock en in de regie van de Catalaanse regisseur Carme Portaceli is Bovary meer dan een gevecht tegen verveling: het is de vergeefse strijd van een vrouw naar geluk, ingesnoerd als ze is door conventies. Dat laatste toont de voorstelling nadrukkelijk in de kostumering: haar man Charles Bovary snoert haar in een korset met baleinenjurk. Aanvankelijk draagt ze die met enige zwier, als ze nog hoopt op een kentering in haar leven. Maar al snel trekt ze de jurk uit en draagt ze die uitstaande hoepel als een rond hekwerk om haar heen.

Een bank en piano overheersen het toneelbeeld, ontworpen door Gerardo Salinas. Koen De Sutter in de rol van de dorpsarts draagt boeketten aan, steeds meer; een berg aarde waarboven een touw bungelt symboliseren misschien wel de tuin, maar gaandeweg ga je er een begraafplaats in zien.

Opvallend is dat de toneelversie fragmenten uit de roman razendsnel en scherp door elkaar snijdt. De chronologie van het oorspronkelijke verhaal is losgelaten, zodat heden en toekomst fascinerend op elkaar botsen. Als Emma haar scheldwoorden richt op haar echtgenoot dan richt ze zich rechtstreeks tot hem, slaat zelfs met volle vuisten op zijn borst. De Sutter incasseert.

Als hij instemt met haar naar de opera te gaan, lijkt ze op te leven: de muziek, de geuren van het operahuis, de duizenden flonkeringen van de kroonluchters. Vanaf de bank kijken ze toe, het is Lucia di Lammermoor van Donizetti, niet voor niets naar een libretto over liefdeswanhoop. In een briljante monoloog geeft haar man aan niets van de opera te begrijpen, al die idiote verhaallijnen en prompt valt hij in slaap. De Albanees-Belgische sopraan Ana Naque zingt een gloedvolle aria, heel onopvallend komt ze op als een soort verschijning. Een prachtige vondst die benadrukt dat Emma steeds meer in een droomwereld gaat leven; ze luistert wel, maar tussen haar en de sopraan is geen interactie.

Zelfmoord is uiteindelijk de laatste uitweg voor Emma, nu ze niet kan ontsnappen aan de verstikkende, uiteindelijk door mannen beheerste wereld waarin ze leeft. Bovary ontdekt haar overspel, maar het hindert hem niets. Dat maakt Emma nog wanhopiger. Ze vergiftigt zichzelf met rattengif (in de roman is het arsenicum), maar het effect is hetzelfde; er komen groene golven uit haar mond, haar lichaam gaat ten onder aan helse pijnen. Dan krijgt Bovary het laatste woord, zonder een grein inzicht. Hij wil haar begraven in het wit met een kroontje op. Als toeschouwer raak je er nog eens van doordrongen: Emma is volkomen onbegrepen.

Foto: Danny Willems