Het Ro Theater introduceerde de Libanees-Canadese toneelschrijver Wajdi Mouawad (1968) in Nederland. Zijn van oorlog en hoop doortrokken Branden werd een hit bij publiek en kritiek. Ook Kust werd uitstekend besproken. Met Bossen heeft het Rotterdamse gezelschap opnieuw iets moois in handen. Alize Zandwijk regisseerde het stuk evenwichtig en helder.

Als je Bossen van Wajdi Mouawad leest (in de vertaling van Tom Kleijn), denk je: intrigerend leesdrama, maar hoe houd je in het theater het overzicht over zo’n uitgestrekte familiegeschiedenis? Het stuk geeft in 170 pagina’s onderdak aan vierentwintig personages. Ze leven in verschillende tijden: de periodes waarin het stuk speelt zijn 1870, 1900-1917, 1940-1943, 1989 en het heden. Die tijden lopen in het stuk door elkaar. Het kan op uiteenlopende momenten tegelijk regenen, mensen uit verschillende periodes kunnen naar dezelfde klokken luisteren. Zo zijn heden en verleden met elkaar verknoopt.

De jaartallen laten al zien dat oorlog een hoofdrol speelt. De personages in het werk van Mouawad zijn daardoor getekend zoals hij dat is; op zijn negende ontvluchtte hij met zijn ouders de burgeroorlog in Libanon. De oorlog sloeg hem los van zijn land en van zijn taal, maar gaf hem wel een verhaal om te vertellen. Hij moest er wel zelf naar op zoek, want zijn ouders konden er niet over praten. Dat deed hij in het vierluik Bloed van de beloften, waarvan Kust, Branden en Bossen deel uitmaken. Via Frankrijk kwam Mouawad als vijftienjarige in Canada terecht. Daar werd hij een gevierd acteur, regisseur en auteur.

Mensen overhandigen elkaar hun trauma’s over de jaren heen. Wie een oorlog meemaakt, leeft in een mythologisch domein waarin op menselijk gebied altijd meer kan en gebeurt dan tijdens een beschaafde vrede: verboden liefdes, bedrog, geweld, incest, verstandsverbijstering. Net zoals in de Griekse mythologie, die altijd doorklinkt in Mouawads werk; Sophocles kijkt altijd mee. Passies zijn hartstochtelijker, kleuren zijn feller, lijden en ellende snijden dieper. Maar gruwelijkheden maken ook ruimte voor opofferingsgezindheid en solidariteit. Zoals in Griekse wraakdrama’s moeten mensen de navelstreng met het verleden bewust doorknippen om een einde te maken aan een keten van noodlottige gebeurtenissen. Begrip is de sleutel.

In Bossen komt de oorlog via een onverwachte omweg. Aimée (Esther Scheldwacht) heeft een stuk bot in haar hoofd waaromheen een tumor woekert. In epileptische aanvallen beleeft ze scènes uit het leven van een soldaat in de Eerste Wereldoorlog. Daarbij is ze zwanger. Abortus zou veiliger zijn geweest. Dat wilde ze aanvankelijk ook, maar toen er bij een schietpartij op een Canadese school veertien vrouwen omkwamen, besloot ze het kind te houden. Dat werd Loup (Fania Sorel), die het verhaal aanhoort met haar voeten in het vruchtwater. Ze wil als boze puber niks te maken hebben met haar risicovolle geboorte en de beladen familiegeschiedenis. Toch gaat ze met een paleontoloog op zoek naar haar wortels en de fossielen uit het verleden, zoals de kinderen in Branden dat ook deden. Ze leert niet alleen veel over de geschiedenis, maar ook over zichzelf.

Thomas Rupert maakte voor Bossen een mooi en flexibel decor vol verrassingen; een schuin speelvlak van oud hout, zandzakken en stapels dekens. Het water daarvoor staat zowel in de plassen in de loopgraven van de Grote Oorlog als in de speelvijver op het Ardeense landgoed waar een voorouder een dierentuin en een verhouding met zijn dochter begon. Daarachter een prachtig doek met een winterbos, dat opleeft in het licht van Axel Dikkers.

Op de planken schrijven de spelers jaartallen en namen, en structureren zo de familiegeschiedenis die Alize Zandwijk glashelder overbrengt. Daarbij bewijst ze zich opnieuw als sterke acteursregisseuse. De cast van Bossen is een hecht team. Weer is de schijnbaar leeftijdsloze Fania Sorel, die zichzelf contre coeur verbindt met haar verleden, de spil van het drama, maar ze staat minder op eenzame hoogte dan in Branden. Bossen is in die zin evenwichtiger.

Jongere acteurs als Roland Haufe, Alejandra Theus, Nastaran Razawi Khorsani en stagiair Andy van Kerschaver handhaven zich uitstekend tussen gelouterde acteurs als Herman Gilis en Goele Derick. Accordeonist Oleg Fateev zorgt voor subtiele muzikale ondersteuning. Samen brengen ze een meeslepend verhaal op de planken waarin de behoefte aan symboliek en mythevorming het soms wint van geloofwaardigheid. Om een voorbeeld te noemen: het bot in het hoofd van Aimée is een fragment uit de door de nazi’s kapotgeslagen schedel van een vrouw die van groot belang was voor de familie. Mouawad maakt zijn punt volstrekt duidelijk: je kent jezelf pas als je je geschiedenis kent. Dat maakt de kans op herhaalde fouten kleiner.

Foto: Leo van Velzen