Emanuel Boekman en zijn vrouw wachten hun lot na de capitulatie op 15 mei 1940 niet af en stappen samen uit het leven. ‘Manus vleit zich naast Jansje op het bed en slaat een arm om haar heen. Zo zijn ze weggegleden’, zegt acteur Harpert Michielsen. Hij strekt zich uit op een getekend ledikant met uitnodigend opengeslagen laken. Bart Sietsema zingt een Jiddisch slaapliedje; langzaam dooft het licht in de Boekmanzaal van Nationale Opera & Ballet. 

Met dit verstilde beeld eindigt een roerend portret van de Joodse wethouder en denker Emanuel Boekman (1889-1940), die zich vol vuur inzette om het gewone volk te verheffen. Met hun korte vertelling Boekman wekken Michielsen, Sietsema, regisseur Michiel de Regt en dramaturg Wout van Tongeren niet alleen deze bevlogen man tot leven, maar schetsen zij ook een portret van de Jodenbuurt rond het Waterlooplein waar in 1986 het muziektheater verrees.

Boekman had als wethouder jarenlang gestreden voor een nieuw operahuis naast de Stadsschouwburg, die hij te bourgeois vond. ‘Maar niet hier, niet hier, op déze plek!’, zegt Michielsen vertwijfeld. Vanaf de Blauwbrug loopt hij naar de ‘Stopera’, die enerzijds Boekmans ‘dream come true’ belichaamt maar anderzijds een schandplaats is. Terwijl hij door zaal en gangen loopt, vertelt hij in voice-over hoe de mensen hier voor de oorlog weliswaar arm, maar saamhorig samenleefden: ‘Mazzeltov’. Ondertussen klinkt opgewekte synthesizermuziek.

Op de vloer van de naar de hoofdpersoon vernoemde Boekmanzaal staan lijnen en genummerde blokken – de plattegrond van de buurt die onder deze ruimte verdween. Levendig beschrijft Michielsen de omgeving: ‘Hier liep een straat, daar was een ijzerwinkel.’ Hij memoreert hoe Boekman zich vanuit een baantje als letterzetter ontwikkelde tot ‘selfmade intellectueel’ en promoveerde op een vernieuwende visie op kunstbeleid. De staat moet kunst faciliteren en toegankelijk maken voor het gewone volk, vandaar ook Boekmans verlangen naar een nieuw operagebouw.

Het betoog van Michielsen wordt geïllustreerd met foto’s en plakkaten en met filmbeelden waarop de rijzige Boekman zijn proefschrift verdedigt. ‘Een flatgebouw van een vent’, stelt de acteur droogjes. Op 12 mei 1940 zet Boekman zijn dochter en haar kersverse echtgenoot op de boot naar Engeland, maar blijft zelf plichtsgetrouw op zijn post. ‘Hij geloofde nog dat Engeland ons te hulp zou schieten’, zegt Michielsen. Pas wanneer hij op 13 mei verneemt dat de Duitsers al zijn opgerukt tot Apeldoorn begrijpt Boekman: ‘Het is afgelopen!’ – en trekt de consequentie.

Michielsen weet met zijn ingeleefde verteltrant de indruk te wekken dat hij er persoonlijk bij was. Sietsema lardeert zijn verhaal met goed getroffen muziek op gitaar, synthesizer en piano. Aangrijpend is het moment waarop Michielsen met ongelovige blik beschrijft hoe jongens van 18 ‘lukraak werden opgepakt’ en werden afgevoerd. Na zijn verzuchting ‘Slechts twee van hen overleefden de oorlog’, zingt Sietsema met breekbare stem de aria ‘L’ho perduta’ van Mozart. De camera scheert langs muziekstandaards met namen en jaartallen van slachtoffers.

In al zijn beknoptheid en bescheidenheid is Boekman een groots tijdsdocument. Het blijft tot en met 31 mei beschikbaar.

Foto: Hans Hijmering