Achterin een donkere ruimte zien we Mami Kang staan. Een klein beetje licht valt op haar lichaam. Ze maakt minimale, vloeiende bewegingen en komt langzaam naar voren gelopen. Haar bewegingen worden even hoekig en schokkend, en dan weer rustig en vloeiend. Ze gaat zitten, sluit haar ogen en het lijkt alsof ze haar brein herprogrammeert: als ze haar ogen opent, is haar blik veranderd. Ze beweegt met kwaliteit van een personage uit een videogame naar een tak die ze in de bijna lege ruimte vindt. 

Het zorgt voor een vervreemdende ervaring waarin Kang haar lichaam presenteert als een fluïde entiteit, die niet gevangen zit in één manier van zijn. Ze transformeert constant, het ene moment glijdend over de vloer, het andere moment staccato bewegend als een speelgoed hondje, dan weer traag kruipend, en weer een ander moment met zachte en stromende armbewegingen. Het is een interessante bewegingsstudie waarin Kang het publiek van weinig houvast voorziet en veel aan de verbeelding overlaat.

Dan daalt er vanuit de lucht een object naar beneden, dat een samensmelting lijkt van een dromenvanger, een gong en een heilig relikwie. Kang verschijnt erachter en uit haar mond klinkt voor het eerst een heldere luide klank. Het zit tussen een schreeuw en gezang in. Ze is als een sirene die ons bezweert, om hulp vraagt, of ons toezingt. Haar stemgeluid transformeert de zwarte ruimte tot een verlaten grot die haar stem tot in de oneindigheid blijft dragen. Het is een fascinerende scène, die me zowel angst inboezemt als verleidt om naar haar te blijven kijken en luisteren.

Met het mechanisme van afstoten en aantrekken lijkt Kang meer te spelen. Ze creëert beelden die uit een nachtmerrie of een droom zouden kunnen komen. Beelden die in eerste instantie een akelig gevoel naar boven brengen, maar die toch lastig zijn om weg van te kijken, omdat ze een trefzekere schoonheid in zich dragen. Gaandeweg lokt ze het publiek steeds een stukje dieper haar duistere wereld in.

Ook het onheilspellende sounddesign van Anni Nöps draagt bij aan de magnetische kracht van dit universum. Dreunende, zware tonen, die hier en daar toch ook iets speels krijgen, zorgen voor een gevoel van dreiging en desoriëntatie.

In de laatste scène beweegt Kang zich naar iets dat lijkt op een van latex gemaakt dierenvel. Ze trekt het als een deken over zich heen en ineens zien we haar als een lijk in een mortuarium liggen, haar mond wijd open, haar blik verstard. Het is wederom een ijzingwekkend en spannend beeld. Maar ook dat doorbreekt ze snel. Ze verdwijnt onder het latexvel, totdat haar hand en vervolgens haar hele lijf als een rupsachtig nieuw wezen opnieuw uit een cocon wordt geboren. Ze eindigt ontspannen liggend op de vloer, met haar rug naar ons toe. Samen kijken we de donkere ruimte in, totdat de duisternis het overneemt.

Het is spannend hoe Kang een ruimte creëert waarin niets wordt gedefinieerd. Er zijn geen personages, geen motieven of consequenties. Ook lijkt de ruimte los van lineariteit en causaliteit te staan: hier ontmoet het verleden de toekomst, zoals die dat ook doen in onze dromen. Haar universum doet me denken aan het gedeelte in ons hoofd dat zich niet bezighoudt met logica maar dat vrij associeert. Dat ons beangstigt en inspireert, van de hak op de tak schiet, waar we geen controle over hebben en daarom zo waardevol en kostbaar is. 

Het is een verademing om werk van een jonge maker te zien die een poging doet om onze menselijk onderbewustzijn te verbeelden, en voorbij de oppervlakte gaat en de diepere en associatieve kanten van het menszijn probeert te belichten. Het getuigt van lef dat Kang zich niet conformeert aan traditionele denkkaders waar vanuit veel voorstellingen in het Nederlands podiumlandschap worden gemaakt. In plaats daarvan stelt ze een ruimte zonder kaders voor, en geeft daarbij het publiek de taak om volop te associëren en interpreteren. Op die manier creëert ze een vacuüm, waarin lichaam en brein, mens en technologie, en droom en nachtmerrie samenkomen. Mami Kang creëert met Body Drift een vervreemdend en aanlokkelijk universum, waar je als het licht dooft geen afscheid van wil nemen.

Foto: Tim Stet