Al voor aanvang van Blood Show begint het grote anticiperen: voor de mensen op de eerste rij liggen poncho’s klaar tegen rondspetterend nepbloed. Die eerste rij beslaat maar liefst de helft van alle stoelen, want het publiek zit om het vierkante speelvlak heen. 75 liter, belooft de publiciteitstekst, ongeveer een half ligbad vol. Iets om je op te verheugen – om giechelig en griezelend naar uit te kijken. Zo toont Ocean Stefan gewelddadigheid als iets tegenstrijdigs; afschrikwekkend, maar ook aantrekkelijk.

In het Verenigd Koninkrijk werd Blood Show genomineerd voor een Off West End Award voor beste onafhankelijke productie. Dankzij Frascati Producties is de bloederige performance ook in Nederland te zien. We zien drie figuren strijden in een arena, ingericht als een wachtkamer: wit tapijt, witte fauteuil, bijzettafeltje met koffietap en plastic bekertjes. Stefan, ledematen en gezicht gedrenkt in nepbloed, laat rode vlekken achter in al dat wit en neemt een startpositie in. Een klassiek spookje (wit laken met twee kijkgaten erin) haalt kalmpjes Craig Hambling op, een man die juist wit geverfd is, en zet hem tegenover Stefan. Dan valt de eerste klap.

In de daaropvolgende gevechtschoreografie strijden ze tot de dood, Stefan grommend en schreeuwend, het publiek afhankelijk van de kijkhoek giechelend om de illusie of empathisch incasserend als een klap toch wel heel realistisch leek. Na die eerste ronde volgen er meer, steeds diezelfde choreografie, met minimale verschillen. Het spookje (Tim Bromage) blijkt grappig spookachtig te kunnen zingen en kondigt tussen twee rondes aan ‘for the kill’ te gaan, ‘I hope you understand’. Stefan blijkt na de derde sterfscène toch niet dood en gebiedt Hambling zijn karwei af te maken. Ondertussen worden het tapijt en de overalls steeds minder wit.

Doordat je kunt aanvoelen dat je dezelfde choreografie minstens vier keer gaat zien, is het niet de spannendste kijkervaring. Wel ontstaat ruimte waarin je kan peinzen over de betekenis van zo’n eindeloze, zinloze strijd. Blood Show is omschreven als een ‘trans celebration’, Stefan als een non-binair trans persoon. Zien we een interne strijd tussen lichaam, geest en ziel? Tussen de gemene buitenwereld en gefrustreerde binnenwereld? Is het vierkante tapijt een metafoor voor een hokje waar je niet in past en dat je zelf kleur moet geven?

Je kunt je eigen metafoor kiezen, maar uiteindelijk legt Stefan altijd het loodje. Dat besef lijkt na een aantal rondes ook in te dalen bij de andere twee – Hambling begint Stefan te begroeten als een oude vriend, hun strijd wordt speelser, nepper en met meer lol, nepbloed klotsend over het tapijt. Het spookje trekt zich stilletjes terug. Stefan sterft steeds grondiger, gruwelijker en grappiger. Als kijker moet je om zien te gaan met die tegenstrijdigheid: sinds wanneer is jezelf kapotmaken iets leuks? En hoelang blijf je jezelf afbreken voordat je weer iets gaat opbouwen?

Foto: Kirsten McTernan