Een man of tachtig had er op het podium moeten staan. Hoofdrollen, bijrollen, zwijgende rollen, koor, sopraan, alt, tenor, bas, orkest, ballet. En dat in een uitbundig fin de siècle-decor van Weense museumtuinen, Liechtensteinse stadspleinen en Parijse bloemenwinkels. Kortom, de hele zwik voor een vrolijk walsende operette over twee adellijke dames die in 1892 met een vrouwenduel voor opwinding zorgden. We zien het voor ons.

Maar het zijn niet alleen coronarestricties die de ambitieuze opzet van Bloemenduel doorkruisen. Ook de schaal waarop het muziektheatergezelschap Groots en Meeslepend doorgaans opereert – één- of tweemansvoorstellingen geïnitieerd door operetteminnaar Steef de Jong – laten vooralsnog zo’n droomproductie niet toe. Maar de muzikale De Jong heeft in acteur, toneelschrijver en zanger Louis van Beek een slimme kompaan gevonden om de door Van Beek geschreven en door De Jong gecomponeerde operette alsnog in bescheiden vorm op de planken te brengen: in een regie van Ina Veen omlijsten ze de raamvertelling met een koddige making-of-toelichting waarin ze uitweiden over hoe het er eigenlijk uit had moeten zien. Ondertussen spelen ze zelf alle rollen, in rokkostuum, onder enthousiaste begeleiding van een zelf-spelende piano, in een geknipt en geplakt decortje van simpel trekkenwandje met papieren achterdoeken.

Nu eens met holle rug en bolle bierbuik (‘een embonpoint’), dan weer met stoere arm in de zij of nuffige hand op een dij vertolken ze stadsbazen, edellieden, kameniersters én de twee vorstelijke dames met geamuseerd hautaine maniertjes. De vette knipoog leggen ze ook even uit. Want al die tachtig rollen zouden eigenlijk louter door vrouwen moeten worden gespeeld. Of we die ‘hosenrollen’ (broekrollen waarbij actrices in nauwsluitende kniebroeken verschijnen) ook even erbij willen denken, aldus De Jong.

En zo gidsen beide mannen het publiek niet alleen door tutti-, coloratuur- en ouverture-karakteristieken van een operette maar ook door een vermeend waargebeurde, zij het wat geromantiseerde gebeurtenis in het Wenen van 1892. Daar krijgen de hooghartige gravin Anastasia von Kielmansegg en de bruisende prinses Pauline Clementine Marie Walburga von Metternich-Winneburgen ruzie over een bloemschikopdracht bij een theaterexpositie. Ze besluiten het dispuut te beslechten met een degenduel. Veelzeggend is de sensationele voorwaarde die barones Lubinska als scheidsrechter de vechtersdames oplegt. Het duel schijnt veel pikante afbeeldingen te hebben opgeleverd.

Toch roepen de door beide heren uitgespeelde klassenverschillen en de dwingende man-vrouwverhoudingen van honderddertig jaar geleden ook nu nog de nodige beroering op. De verbeelde rolmodellen spreken boekdelen, van vorstin tot dienstmeid, van lustobject tot vrome non. Dat is inhoudelijk de opvallendste kant aan Bloemenduel.

Onderwijl zingen beide heren hun liederen ook nog in allerlei knappe registers. Van Beeks bloemenlied, een ode aan de duizendschoon, heeft Edelweiss-achtige allure. En De Jong speelt een ontroerende ‘Einlage’ aan de piano. De onderlinge grapjes – ‘hou op, schei uit’ – zijn niet allemaal even raak en rekken de voorstelling soms onnodig op. Een pittiger onderling dispuut was passender geweest, in de traditie van het duelleren.

Maar na een eerdere feministische hommage aan dit historische degenduel (Duel tijdens Musica Sacra 2018) maken De Jong en Van Beek in Bloemenduel wel ludiek duidelijk hoe vrouwen niet alleen bloemen maar zich ook naar verwachtingen moeten schikken en zich letterlijk moeten binnen vechten in mannendomeinen.

Foto: Mette Stam