Toneel kan alles bij elkaar een behoorlijk eng universum tonen. Bij de voorstelling Beton zitten we ingesloten tussen de bloemetjesgordijnen waar de personages elkaar bekwaam in en uit jagen. Het drama wordt op de knalrode vloer met de grote witlederen zitreuzen almaar pijnlijker. 

De zoon Sebas (51) noemt de plaats van handeling het eerst bij de naam: in de aanleunbungalow. Met zijn gelaatsuitdrukking erbij klinkt dat als: wie hier binnentreedt laat elke hoop varen. Een soort hel die van alle gemakken is voorzien. Vader Laurens (78) is er maar wat trots op. Ik schat hem in als een gepensioneerde souschef bij een regionaal bankfiliaal. In goeden doen. Hij heeft delen van zijn pensioen beroerd belegd, dat is overigens zijn eigen schuld, waarschijnlijk door overmoed in zaken waar hij geen verstand van heeft. Politiek gesproken is hij een rechts-liberaal met een bord voor zijn kop. Overigens een in beton gegoten prachtrol van Dic van Duin. Zijn vrouw Veerle is een jaar ouder en een paar straten verder de weg kwijt. Ze fladdert. Aan het begin van de avond doen ze dat allemaal, maar dat is een (overigens mislukte) poging van regisseur Willibrord Keesen om dit kamerspel surrealistisch in de grondverf te zetten. Dat had hij beter kunnen laten. Slaat namelijk helemaal nergens op.

Maar na dit openingsgefladder is wat Monique Kuijpers aan haar personage Veerle bij elkaar boetseert zonder meer een wonder van toneelspelersvernuft. Ze wuift alle emoties weg voor die haar überhaupt hebben bereikt. Haar gespeelde masker van naar binnen gemept verdriet en het opgesmeerde craquelé van eeuwige nep-chique, gevoegd bij haar hortend en stotend bij elkaar geveegde taal: het is de volle anderhalf uur die Beton in beslag neemt meer dan de moeite van het bekijken en beluisteren waard. In het centrum van de handeling staat verder het muisje Lucie (54), de dochter die murw is geknuffeld tot altijd parate mantelzorgster (Ilke Paddenburg).

En dan is daar dus de zoon Sebas. De voor niets deugende Benjamin. Copywriter bij een reclamebureau dat SIRE-spotjes in elkaar knoeit. Zzp-schrijver met misschien wel vier onvoltooide romans in het vooronder. Ongetwijfeld donateur van Amnesty en zeker sympathisant van Occupy. Melancholisch kromgegroeid, vroeg oud en cynisch geworden, altijd idealistisch gebleven. Spits is hij overigens wel. Geestig ook. Tegen het eind zelfs een beetje aandoenlijk, in de drooggekookt nuchtere en doorgerookt schorre vertolking van Joeri Vos. Ziehier het tableau de la troupe. Het plotje van Beton, geschreven door Rob de Graaf, is eenvoudiger dan de onderlinge verhoudingen doen vermoeden.

Pa’s beleggingen hebben, kort en goed, de financiering van de aanleunbungalow onderuit geschopt. Laurens en Veerle zullen binnenkort naar eenvoudiger voorzieningen moeten verkassen. Terwijl dochter Lucie panisch zoekt naar een nooduitgang, gaat zoon Sebas er regelmatig vandoor wanneer de bejaardengrond hem te heet onder de voeten wordt. De enkele keer dat hij blijft, grossiert hij in venijnige schimpscheuten. Langzaam maar zeker verglijden de heijermansiaanse naturalismen naar strindbergiaanse afrekeningen, met name tussen de vader en de zoon. Maar ook tussen de beide echtelieden, die de rand van de afgrond met rasse schreden zien naderen.

Auteur en regie zijn er volgens mij niet helemaal uitgekomen – de ellende wordt tegen het slot wel erg veel kitchen sink, de zoon wordt nogal raar en onverwacht overvallen door een snottebellende huilbui die betekenisloos blijft, onder meer omdat wij er niets van verstaan. Subtiel is anders. Maar eng, herkenbaar en onontkoombaar is het allemaal zeker ook. Beetje curieuze toneelavond.

Foto: Ben van Duin

[Sterren toegekend door de redactie.]