Loepzuiver tekenen lijnen en cirkels zich af op het toneel, de dansers laten ze gecontroleerd in elkaar overvloeien. Temidden van die heldere patronen gaat choreograaf George Balanchine als een beeldhouwer te werk, in de duetten of trio’s wordt vaak naar een sculpturale vorm toegewerkt. Het is een sterk geordende wereld waarin de dans motieven in de muziek optilt, tonen en ritme laat zweven of opspringen.

Met het programma Best of Balanchine brengt Het Nationale Ballet drie choreografieën van Balanchine. Ze staan al minstens vier decennia op het repertoire en voor deze gelegenheid studeerde Patricia Neary, voormalig soliste van het New York City Ballet, Serenade (1934), Agon (1957) en Symphony in C (1947) in met de dansers.

Serenade werd door Balanchine voor leerlingen van de School of American Ballet gemaakt op muziek van Tsjaikovski. Opmerkelijk genoeg heeft het toeval een stem in het ontstaan gehad, hoe weinig de choreografie dat ook verraadt want alles oogt extreem doordacht. In de dagelijkse praktijk was de choreograaf namelijk afhankelijk van het aantal leerlingen dat naar zijn les kwam, de ene dag een grote groep, de volgende slechts een paar leerlingen. Ook persoonlijke beslommeringen vonden zo hun weg naar het podium en de onderlinge relaties in de dans wekken soms de suggestie van emotionele verwikkelingen.

In het daarop volgende Agon op een nieuwe, complexe compositie van Stravinski heeft Balanchine verschillende dansstijlen geÏncorporeerd. Elementen uit de jazz, Russische volksdansen en Franse hofdansen geven de academische ballettechniek meer schwung, al is alles tot op de millimeter onder controle. Indrukwekkend is het duet van Igone de Jongh en Jozef Varga dat een verrassende variëteit aan bewegingsconstructies laat zien, elke verandering heeft tot een nieuwe vinding van de meester geleid. Eenvoudig en elegant zijn de zwarte balletpakjes van de danseressen met een dun riempje om de taille en hun haar opgestoken in een Grace Kelly-rol.

Het sluitstuk van de avond, Symphony in C op de gelijknamige compositie van Bizet, is dan weer veel klassieker van opzet. Maar het zijn niet alleen de vier kroonluchters en de met edelstenen bestikte balletpakjes en tutu’s van de vrouwen die de toon zetten. Zowel qua esthetiek als vocabulaire put Balanchine hier voor zijn bewegingen uit de Frans-Russische ballettechniek. Symphony in C is in dat opzicht minder experimenteel dan Agon, al roept het zwierige karakter van het stuk associaties op met de wals, de dansers cirkelen naar hartenlust. Het hoogtepunt is de finale, waarin het toneel steeds verder wordt gevuld met een feestelijke massa van tientallen dansers.

In het programma Best of Balanchine dwingen de dansers bewondering af, al gaat de uitvoering tijdens de première nog niet helemaal vlekkeloos. Maar Het Nationale Ballet heeft met dit repertoire goud in handen, het biedt een flinke uitdaging voor de dansers en wekt grote bewondering bij het publiek.

(foto: Angela Sterling)