De speelvloer ligt lukraak bezaaid met allerhande attributen. Een kongsi van Rusland en China heeft Europa daarnet in een bloedbad veranderd, het gedegradeerd tot Euraziatisch schiereiland. België en Brussel, de hoofdstad van verenigd Europa, zijn bezet gebied. We schrijven het jaar 2021.

In België van Label Dégradé wordt daarna in stappen terug geteld naar 1946, het jaar dat Hugo Claus zijn magnum opus Het verdriet van België laat eindigen. Hij deed dat met de woorden: ‘We zullen zien. Wij gaan zien. Toch.’ Die slotwoorden grijpt Dégradé aan voor het creëren van een ijzingwekkende toekomstvisie en een genadeloos portret van het naoorlogse België. Dégradé beziet België door de ogen van Louis Seynaeve, hoofdpersonage en alter ego uit Claus’ tweedelige naoorlogse volksbijbel van Vlaanderen. Louis komt ​​in de roman tot het besluit om schrijver te worden. Hij is dan achttien.

David Geysen – voor sommigen was hij indertijd de gedroomde opvolger van Aus Greidanus bij Toneelgroep De Appel; en al net zo na het vertrek van Arie de Mol vorig jaar – en zijn vaste muzikale compagnon Carl Beukman richtten vorig jaar hun ‘label’ op. Eerder zette het tweetal hun theatertanden in Amerika (met Motel Detroit bij De Appel) en Rusland (met Polonium-210 bij Dégradé). In die landenreeks valt thans de eer te beurt aan België, het geboorteland van Geysen, die jarenlang deel uitmaakte van het vaste tableau van De Appel en in Den Haag zijn woonplaats heeft.

Een schattige Suske & Wiske, het idyllische Pajottenland of de Ardennen komen in dit België niet voor, en evenmin trekt er een wielerhoogmis voorbij. Nee, volgens Geysen en Beukman is België ‘een land dichtbij en toch onbekend’, een land waar ‘niks mag maar alles kan’, en van ‘beenhouwers, boeren en bierbrouwers’. Maar ze zien er ook ‘cowboys en indianen’. Met dank aan Dutroux, Molenbeek en Zaventem.

Geen sightseeing dus bij Dégradé. Wat we wel zien? Seynaeve als volleerd schrijver en politicus, Sylvia Kristel in volle glorie, verwijzingen naar katholicisme, Bobbejaan Schoepen (‘Café zonder bier’), Waterloo en koppen van James Ensor-creaturen die ons minutenlang aanstaren. Aldus mondt België uit in een omineus en bij vlagen grotesk portret van België en de Belgen. Bij Dégradé komt zelfs die charmante zachte g keihard binnen.

Dégradé maakt volgens eigen zeggen ‘extreem beeldend geluidstheater’. Een nieuw genre? Niet echt, het gaat om performance-achtig muziektheater met in dit stuk ook heel wat tekstmateriaal, van het rauwe en heftige soort waarin je je bij voorkeur gewillig dient te laten onderdompelen. Bij Label Dégradé pakt dat soms regelrecht – maar bedoeld – onbehaaglijk uit, dan weer ronkend en schreeuwerig. De nuance (en humor) komt pas laat aan bod.

Het gehele schouwspel toont lef en is steeds vervat in beelden die hoe dan ook blijven heugen. Soms is het te veel een zoekplaatje waaruit je als kijker zelf de brokstukken bijeen mag vegen. Maar net zo goed een koortsige, hallucinante trip door het surrealistische circus dat België volgens Dégradé is.

Foto: Leo van Velzen