In januari 2001 werd Tisserand moslim. Dankzij deze bekering voelde hij zich bevrijd van zijn trieste levensverhaal en was hij in staat om een ander mens te worden. Hij nam resoluut afscheid van Jeffrey, de verworpen jongen uit een van de armste gezinnen van Nederland. Nu is hij Riza: de universitair rechtsgeleerde, radio DJ, rapper en cabaretier. Met Bekeerling zet hij een verhaal neer dat het waard is om gehoord te worden.

Zijn krachtige levensverhaal vormt de rode draad van Tisserands zelfbenoemde ‘stand-up monoloog’. Ontspannen vertelt hij over zijn eerste vriendin, waarmee hij op 15-jarige leeftijd al samenwoonde, die hem denigreerde en pestte. Over de au pair die hij volgde naar Zuid-Afrika, waar hij er al snel alleen voor stond. Over hoe hij daar verschillende religies ontdekte en zich bekeerde tot de islam, slechts een paar maanden voor het World Trade Center instortte. ‘Wie zijn die mensen die dit doen, Allah, en waarom staat u toe dat dit gebeurt?, vroeg hij zich toen af, niet wetend dat zijn nieuwe religieuze overtuiging de meest gehate van de westerse wereld zou worden.

De stukjes levensverhaal wisselt hij af met stand-upcomedy routines. Die zijn niet altijd even origineel met alle stereotypes, een streng toegepaste setup-punch-wacht op lachsalvo-methodiek en plichtmatig bijzinnetjes als ‘en daarom werken Marokkanen het liefst ’s nachts’. Aardappelen en biefstuk worden ‘een Koreaans diner’ door tegen zijn vriendin te roepen ‘bek houden en dooreten’.

Uitzondering daarop zijn de grapjes over zijn gewelddadige gezinssituatie. Hoe schurend pijnlijk het ook is, in de beschrijving van het ‘estafettemeppen’ van zijn moeder met borderline zit aanstekelijke overtuiging. Hoe dichter hij bij zichzelf blijft, hoe meer plezier Tisserand erin heeft het te vertellen. Zo ook zijn herhaaldelijke verwijzingen naar zijn buikje en zijn onophoudelijke zoektocht naar de Febo (niet Smullers).

Om comedy en monoloog met elkaar te verbinden maakt Tisserand gebruik van drie symbolische decorstukken, evenredig over het podium verdeeld, en een strak lichtplan. Een speelgoedfiets, houten giraffen en een bid-kleedje vertegenwoordigen elk een stukje levensverhaal, dat hij telkens op het achterpodium vertelt. Na elke korte anekdote loopt hij zijn levensverhaal weer uit, om zijn publiek weer even aan het lachen te maken op het voorpodium, de typische thuishaven van de stand-upcomedian.

Dit heldere stramien biedt in eerste instantie een duidelijke scheiding tussen moppentapper Riza en de daarop reflecterende Riza. Na harde grappen over zijn vader, maakt het verhaal over de op zichzelf wonende 15-jarige Jeffrey veel indruk. Maar dat strakke onderscheid tussen voor- en achterpodium is helaas niet consequent doorgezet. In de loop van de avond vervagen de lijnen tussen moppentappen en reflecteren. Zoals wanneer Tisserand op het voorpodium vertelt over een kennis bij de Islamitische Staat om uit te zoeken waar de grens ligt tussen verzet en extremisme, zonder daarbij grappen te willen maken.

De voorstelling heeft meer van dit soort veelbelovende theatrale ingrepen, die niet zijn doorgezet. Het gewichtige afscheid van Jeffrey na Riza’s bekering voelt als een einde, maar komt in het midden van de voorstelling. Een passage over het koningshuis, hoewel goed uitgewerkt, doorbreekt de oprechte verdediging van zijn religie en de opbouw naar het slot. Deze momentjes laten de voorstelling langer voelen dan hij is. Hier had coach en regisseur Vincent Geers Bekeerling naar een hoog plan kunnen tillen met een sterke dramaturgische eindregie.

Ondanks deze verstoringen is Tisserands stand-upmonoloog een knappe prestatie in de (piep)kleine zaal van het Werftheater. Tisserand is niet bang voor lange stiltes en staat sterk op het podium. Met ogenschijnlijk gemak neemt hij de zaal mee in zijn onwaarschijnlijke leven. Zijn inspirerende verhaal zet aan tot denken en verdient een groter en diverser publiek.

Foto: Funx