‘Sorrysorrysorry!’ Zich weldadig verontschuldigend klopt Spitsmuis bij Eekhoorn aan. Die ligt uitgeteld en verfomfaaid tussen de resten van wat een gezellig feest moest zijn geweest. Spitsmuis was er niet, en komt daar nu zijn excuses voor aanbieden. Maar tot zijn aanvankelijke verbazing – en later toenemende frustratie – is Eekhoorn helemaal niet boos op hem. Ongelovig: ‘Kún jij dat niet, boos worden?’ Dan: ‘Dat zullen we nog weleens zien!’

Behoorlijk boos, de korte jeugdtheatervoorstelling die is gebaseerd op een verhaal uit Toon Tellegens bundel Is er dan niemand boos? (2002), onderzoekt waar boze gevoelens vandaan (kunnen) komen. Voor Spitsmuis is – net zoals voor veel kinderen (en volwassenen) in de zaal – boos worden een vanzelfsprekendheid: dat gebeurt zo nu en dan, en soms vaker dan je zou willen. En dus geeft Spitsmuis zijn vriend een (tevergeefse) stoomcursus boos worden, mét hulp van de zesplussers in de zaal. Het borrelt op en ontploft, als lava dat bij een vulkaanuitbarsting de lucht in spuit. Eekhoorn doet zijn best, maar nee, boos worden zit er niet in. Glimlachend blikt-ie nog eens terug op de vorige dag: er werd gedanst, liters limonade gedronken en hij kreeg prachtige cadeaus. ‘Het was een knalfeest.’

Behoorlijk boos is de debuutvoorstelling van het Eindhovense jeugdtheatergezelschap Oortwolk. Artistiek leider Susanne van der Horst (die ook de lief-driftige Spitsmuis vertolkt) vertaalde Tellegens verhaal tot een lichtvoetige theaterscène van een dik half uur, waarin de verschillen tussen de twee personages goed uit de verf komen maar waar voortdurend ook de onvoorwaardelijke onderlinge vriendschap doorheen sijpelt. Van der Horst pakt als Spitsmuis uit met verwrongen driftmimieken, tegenspeler Lonne Gosling heeft als Eekhoorn een vastgetimmerde glimlach op haar gezicht: beiden gun je dat ze wat meer van de ander zouden hebben.

In een eenvoudig maar doeltreffend houten decor (want: eekhoorn) van Jan Dams, en zonder illustratieve (en onnodige) dierenkostuums, hebben de spelers de lachers op hun hand met yogaparodieën of onderonsjes met de zaal. Als geheel had de voorstelling wel wat meer van dat soort vrolijke gekkigheden of onverwachte uitschieters mogen hebben. Het blijft nu qua dynamiek enigszins statisch, terwijl verwoed optimisme of opgehoopte woede toch alle aanleiding bieden voor onvoorziene uithalen en grillig spel.

Boos worden: het is meestal niet leuk, toch is het soms even nodig. Maar het blijft ingewikkelde materie: wanneer word je boos en op wie dan precies, en hoe boos word je dan vervolgens? Wanneer weet je nu wanneer je boos genoeg bent geworden?

Daarover gaan Spitsmuis en Eekhoorn na afloop nog in gesprek met hun toeschouwers. Die voelen de boosheid niet alleen opkomen in hun vuisten, maar ook in hun hoofd, rug en zelfs het hele lichaam. En een (veel te) wijze volwassene merkt op: als je naderhand geen spijt hebt maar je opgelucht voelt, dan ben je precies boos genoeg geworden.

Foto: Jesse Hanssen