De verteltraditie van het volksverhaal La Belle et la Bête gaat veel verder terug dan de adaptatie die Disney er in 1991 van maakte – en die regisseur Moniek Merkx op een losse referentie na in haar bewerking ook buiten beschouwing laat. Gelukkig maar, mierzoete sprookjes zijn er al te over rond kerst, en de traditionele overlevering van het verhaal is veel rauwer en grilliger.

Deze voorstelling gaat over een aan lager wal geraakte vader van drie dochters: twee stikverwende, ijdeltuitige pubers, en een ingetogener, dromeriger meisje, dat Beauty wordt genoemd. Op de terugweg van een tevergeefse poging iets van zijn schip met rijkdommen te redden, wordt de man vergast op een magisch maal, waar hij zich zonder schroom te goed aan doet. Na zijn roes uitgeslapen te hebben, pakt hij een roos aan. Diefstal, volgens zijn gastheer – het Beest – die woest op het toneel verschijnt en zint op wraak. De vader mag kiezen: of hij gaat dood, of hij brengt hem zijn allerliefste dochter.

Vorig jaar ruilde de Utrechtse schouwburg een jarenlange kersttraditie van circustheater in voor een van jeugd- en familietheater: ditmaal een coproductie met Maas theater en dans en het Nederlands Kamerkoor. Bovendien spelen er steeds tien kinderen uit de stad mee.

Die worden in eerste instantie hardhandig tegen de vloer gewerkt door een zelfvoldane, egoïstische prins (Jurriën Remkes), die narcistisch over de speelvloer paradeert – en zelfs het publiek stevig op zijn plaats zet. Bediendes tuimelen om hem heen, verafgoden hem en zijn tegelijk als de dood voor hem. Maar als hij een arme grijsaard weigert onderdak te verlenen, wordt hij getroffen door een vloek en verandert hij in een monster. Zijn bediendes worden bosdieren, die zich ophouden in een mysterieus woud vol bewegende bomen.

Gale Rama speelt een intrigerende Beauty. Ze schikt zich weliswaar in haar rol als gevangene, maar niet in die van slachtoffer. Gaandeweg wordt ze steeds brutaler en mondiger: zo groeit ze, aan de zijde van het Beest, op tot jonge vrouw. Prachtig is de scène waarop ze samen dansen en daar elkaar voor het eerst echt als gelijken vinden. Er wordt bepaald niet braaf in een stramien gedanst – maar speels en uitdagend, als in een vriendschappelijke battle. Aanstekelijk en spannend om naar te kijken. ‘Hou van mij’, herhaalt het Beest keer op keer tevergeefs als hij Beauty ziet. Maar wat eerst een bevel was, wordt gaandeweg een vraag en uiteindelijk een hartenkreet. En die worden, zoals dat gaat in goede verhalen, pas op het allerlaatste moment ingelost.

Binnen de meer abstracte signatuur van dit werk zijn de hilarische dialoogjes tussen Beauty’s twee zussen een welkome concrete afwisseling. Rosa van Leeuwen en Anneke Sluiters hebben een nagenoeg perfecte timing, zowel met elkaar als met het publiek, en ze trakteren de zaal ruimschoots op hun fantastisch-verschrikkelijke mimiek. Bovendien resoneren ze lekker over de top met deze tijdgeest van likes en maakbaarheid.

De fysieke, associatieve regie van Merkx, de ronddolende jonge kinderen en het sluimerende gezang van het Kamerkoor, maken dit tot een zeer intrigerende jeugdproductie. Merkx kijkt over disciplines en genres heen: dit is zowel dans, mime als toneel, zowel circus-, jeugd-, als volwassenentheater. Het is geen hapklaar rechttoe rechtaan toneel, je moet nadenken, zelf invullen, en dealen met hiaten. Dat is een grote kwaliteit van deze voorstelling.

Toch kruipt de productie niet onder je huid. De scènes zijn vaak te uitgesponnen, waardoor ze aan kracht verliezen. Ook zijn de dialogen dermate geconstrueerd, dat de acteurs vaak niet zo goed raad lijken te weten met de zeer kaalgeslagen taal die Merkx hen meegaf. Dat versterkt de afstand, die het associatieve van de montage en de fysieke scènes ook al bewerkstelligt, eens te meer.

Ook komen een aantal cruciale omslagmomenten te veel uit de lucht vallen. Wat beweegt het Beest om zijn prooi ineens te laten gaan? En waarom besluit Beauty uiteindelijk toch terug te keren naar het woud? De voorstelling suggereert een psychologische motivatie – bijvoorbeeld in de mooi ingetogen scènes waarin het Beest in de spiegeling van het water met zichzelf wordt geconfronteerd – die niet wordt ingelost. Dat zit het verbinden tot de personages, en – daaruit voortvloeiend – het verhouden tot de thematiek, in de weg.

Foto: Phile Deprez