‘Ik ben een Afrikaanse danser. Ik verkoop exotische verhalen om te overleven.’ Het is een van de antwoorden die de Zuid-Afrikaanse danser en choreograaf Gregory Maqoma in Beautiful Me geeft op de vraag: wie ben ik? De voorstelling is een wonderschone, tegelijk grootse als bescheiden zoektocht naar die antwoorden.

Beautiful Me is een voorstelling ontstaan vanuit dialoog. Vooraan het toneel staan drie microfoons. Die representeren drie choreografen waarmee Gregory Maqoma letterlijk en figuurlijk de dialoog aanging en gaat voor de voorstelling: Akram Khan, Vincent Mantsoe en Faustin Linyekula. Hij sprak met hen over onderwerpen als identiteit, politiek en ruimte en liet hen choreografieën bijdragen. De dans wordt afgewisseld met flarden tekst waarin hij hen soms rechtstreeks toespreekt in de vorm van die microfoons. Zo bedankt hij Linyekula die, vanuit zijn rol als associate artist, Maqoma naar het Holland Festival haalde.

De eerste dans, misschien wel de mooiste van de voorstelling, bevat de bijdrage van Akram Khan, die in zijn choreografieën de klassieke Indase dans Kathak combineert met hedendaagse elementen. De twee voornaamste componenten ervan zijn de vanuit de pols komende, vloeiende bewegingen van armen en handen, en een ritmisch stampen van de voeten. Het is een dans die tegenstellingen in zich verenigt; licht en zwaarte, het etherische en het aardse. Terwijl Maqoma’s almaar naar de hemel krullende handen zijn verlangen om te vliegen uiten, benadrukken zijn voeten die klappend op de grond neerdalen de zwaartekracht. Het past perfect in wat de voorstelling vertelt. Want als zich voorzichtig een antwoord onthult, is het dat de ík niet gelijkstaat aan de één, maar een meervoud is. Een meervoud aan emoties, een meervoud aan verhalen.

Slechts een klein vierkant van het toneel is verlicht tijdens deze dans en Maqoma gebruikt maar heel weinig vloer. Op dat kleine speelvlak balt hij een magnetiserende energie samen. Het toont direct wat een uitzonderlijk begenadigd performer hij is. En iemand, inderdaad, die zich niet in enkelvoudige termen laat vatten. Want door de intensiteit kan zomaar ontspanning breken, de ernst zomaar omslaan in humor. Hoewel de stijl van dansen verandert, keren bepaalde bewegingen terug. En door die verschillende stijlen en de veranderende wijze waarop Maqoma de ruimte gebruikt, verandert de context, dynamiek en betekenis ervan. Zo is er een rennende beweging die soms op de plaats gemaakt wordt, dan weer door de hele ruimte. De ene keer lijkt het een vlucht naar voren, en dan weer benadrukt het de onmogelijkheid van ontsnappen.

Een andere, constante dialoog is die met de muzikanten, die achter op het toneel zitten. Een violist, cellist, percussionist en koraspeler. Het ene moment lijken de muzikanten de danser in beweging te zetten, het andere moment lijkt de muziek rechtstreeks uit diens lichaam te komen. Soms reageren muziek en dans op elkaar, dagen elkaar uit, om dan weer volledig in elkaar samen te vallen.

Dat Maqoma via dialoog op zoek gaat naar zijn eigenheid, onderstreept dat we onze identiteit niet vormen in afzondering van de ander, maar juist in constante dialoog met anderen en de wereld. Want Maqoma beschouwt die dialoog groter dan het persoonlijke. Hij spreekt over zijn vader, die hem als klein jongetje toeschreeuwde vanaf de rand van het voetbalveld, maar ook over zijn voorvaderen. En ergens in de voorstelling verschijnen namen op het boventitelscherm van Zuid-Afrikaanse staatsmannen door de eeuwen heen, Paul Kruger, Hendrik Verwoerd, Jacob Zuma. Zoeken naar je identiteit is ook je verhouden tot de geschiedenis van je land, de immer schuivende en transformerende identiteit daarvan.

Zo gaat Beautiful Me van grote naar kleine historie, zoals de anekdote over hoe hij en Vincent Mantsoe, die samen hun kindertijd doorbrachten in Soweto, als jonge jongens Michael Jacksons dansbewegingen oefenden in de achtertuin. Maar al die verhalen, soms verteld in woorden, maar vaker nog in dans, vormen de bouwstenen van de man die hier voor ons staat. ‘Papa’, zegt hij aan het begin van de voorstelling. ‘Ik zou graag dichterbij komen.’ Het is waar Maqoma de hele voorstelling mee bezig is. Dichter bij zijn vader komen, bij zijn voorvaderen, maar ook dichter bij zijn zelf, en bij de ander. Bij ons.

Foto: Val Adamson