Jens van Daele (België, 1972) is als choreograaf geen man van lichtvoetigheid en pure schoonheid. Krachtig en ongepolijst is zijn idioom. Achterover leunen in je stoel is er bij hem niet bij. In Battre le Fer / Battre le Noir gaan danseressen Patricia van Deutekom en Denise Klevering elkaar stevig te lijf.

En het begin is nog wel zo vreedzaam: gezusterlijk staan ze rechts van een leeg speelvlak dat wordt omkaderd door glazen water, waar lichtbakken fraai in reflecteren. Maar zodra componist en muzikant Richard van Kruysdijk loos gaat met zijn keiharde drum-, gitaar en keyboardklanken kunnen de danseressen niet achterblijven.

Jens van Daele spaart zijn dansers niet; hun bewegingen zijn groot, vergen kracht en concentratie. De strijd die de twee vrouwen aangaan is fysiek, vol uithalen, kreten, schijnbaar ongecontroleerd rollen, slepen, vallen en stampen over de vloer – de danseressen dragen de voor Van Daele inmiddels zo kenmerkende zware hakschoenen.

De aandacht van de kijker wordt gestuurd door de simpele doeltreffende belichting (van Tom Verheijen), wat bijvoorbeeld fraaie silhouetten op de zijmuur oplevert. Daar schuiven de twee vrouwen soms over elkaar heen alsof de vrede is getekend. Maar zo niet op de dansvloer. Daar is het verre van pais en vree. Het achterdoek wordt gebruikt voor gestileerde filmbeelden waarop we in zwart-wit dezelfde twee vrouwen zien. De strijd eindigt onbeslist; zodra de muziek, die wel erg op de voorgrond treedt, wegvalt is er geen winnaar aan te wijzen. En hebben je oren even rust.

Battre le Fer / Battre le Noir is deels reprise, deels nieuw werk – samengevoegd krijgt het een nieuwe kracht. Battre le Fer maakte Van Daele al in 2009, met Van Deutekom en Estelle Delcambre. Denise Klevering heeft zich het heftige vrouwenduel nu goed eigen gemaakt. Oog om oog, tand om tand, in een accelererende fysieke tweestrijd waarin geen van beide vrouwen ook maar een moment naar de ander luistert.

Maar daarin komt verandering na die korte adempauze. In deel twee, Battre le Noir, tasten de twee vrouwen de mogelijkheden af van een herstel van hun miserabele relatie. Ze zoeken naar mededogen, zachtheid, vergiffenis, liefde. Langzaamaan verdwijnt de fysieke strijd naar de achtergrond. De vrouwen nemen bewegingen van elkaar over. Het loeren naar elkaar, zoals in de eerste choreografie, maakt voorzichtig plaats voor tederheid, fraai uitgebeeld door na te doen hoe de ander haar haar schikt, en op den duur dat haar van de ander ook te schikken. Maar elkaar te drinken geven na die uitputtingsdans is dan nog een stap te ver. Het is een spannend moment als de glazen langzaam naar de lippen van de ander worden gebracht en de bewegingen dan toch in de laatste seconde stokken. Echte harmonie is onbereikbaar. Maar enig optimisme over waar het met de wereld heen gaat lijkt Jens van Daele ons, anders dan voorheen, toch te willen meegeven.