Barbarians, sluitstuk van Julidans 2016, verkent de liefde in een onderling verweven drieluik: intimiteit, passie, grote verwondering en alledaagse kleine tekens van liefde.

Binnen elk stuk speelt choreograaf en componist Hofesh Shechter voortdurend met contrasten, vaak met visueel en auditief geweld en zo abrupt dat je zintuigen moeite hebben bij te schakelen. Het beeld is steeds kaal, met een belangrijke rol voor het licht; de soundtrack in elk deel is des te rijker en bestaat uit veel verschillende, contrasterende lagen die in elkaar overlopen, op elkaar botsen, elkaar uitwissen of opstuwen. De dansers breken van het ene genre in het andere, en door de vierde wand.

De gong in de Stadsschouwburg is al meerdere keren afgegaan, ik ben laat, ren de trappen op met twee, drie treden tegelijk en ga zitten met een bonkend hart. Het blijkt de perfecte opstart voor het eerste deel: The barbarians in love. Het keurig uitgelichte woord ‘Prologue’ geeft onmiddellijk rust.

‘I am going to teach you about love’, zegt een elegante vrouwenstem. ‘Lesson one: order must be.’ De lichten geven het aan, helder wit, scherp afgebakend en soepel draaiend in steeds wisselend gevormde bundels. Zes witte spots. Zes figuren in het wit. Engelen. En plotseling begint het hele bestaan in die gestructureerde hemel te woeden, hard en krachtig breekt de noisetrack in op het paradijs. De zaal is nu eens pikdonker, dan weer wit verlicht. De zaal valt weg, de zintuigen worden overspoeld. De oorverdovende industriële beats en krassen duwen de dansers bruusk in telkens andere posities en maken dan weer plaats voor barokke celli terwijl de groep naadloos overgaat in unisono klassiekere bewegingspatronen. ‘Hofesh’, zegt de vrouwenstem. ‘Hofesh, what are you doing?’ De illusie valt weg. De stem van de choreograaf klinkt nu, haperend, vervormd, en bekent quasi per ongeluk zijn overspel. En hij legt uit wat we zien en waarom. Maar bij al het andere geweld is zoveel taal niet nodig, al biedt het ruimte om even te ademen. Shechter wil tot op het bot gaan.

Dan volgt het tweede deel, tHE bAD. De ruimte is geopend, de rekken met licht staan zichtbaar aan de zijkanten opgesteld. Vijf dansers in glimmend gele catsuits staan ver weg tegen de achterwand. Ze wachten tot het feest begint.

Wat een eigenaardig figuur, die grote danser tussen de vier veel frêlere anderen, zijn bonkige torso geeft zijn bewegingen een afwijkende kwaliteit, minder vloeiend, aardser. Hij lijkt een beetje stijf in de rug maar is heel stevig in zijn uitstraling. Alsof we in een vlakke vloerzaal zitten, kijkt hij zijn publiek aan en erkent hun rol in zijn spel. Een duivel, een charlatan of nar. Hij pakt zijn partner, duwt haar hoofd onder zijn oksel en voert de vreemdste lift uit die ik dit seizoen in een dansduet zag: hij tilt haar met haar hoofd nog daar, onder zijn oksel, haar gezicht naar beneden geklemd. Zo duwt hij met zijn handen onder haar borst en buik haar lichaam voor zijn torso langs. Haar benen sputteren tegen, trappen van zich af. Het doet hem niets. Hij doet het nog eens. En nog eens.

Dubstep voert de boventoon in de opnieuw gelaagde score, met een snelle, tot dansen dwingende beat. Er is veel fysiek contact. Ze dansen de hele lange nacht, met alle vermoeidheid en oplaaiende goesting van dien. Dionysisch, met de belofte van de extase. Niet voor een publiek in het pluche maar voor de roes, en voor die ene die straks mee naar huis gaat. En ook hier wil Shechter verstoren en haast buiten de theatrale context om contact maken met de zaal. Tegen een van zijn mededansers roept de charlatan ‘Hey, what are you doing man?’ en weer lost de uitgebeelde wereld op. De groep op het toneel lijkt even helemaal in het hier en nu met het publiek. ‘He is just rehearsing’, knipoogt de nar.

En daar staan plots een man en een vrouw op de scène. Two completely different angles of the same fucking thing begint. Ze dansen even als je oma en opa op een vrolijk pianodeuntje, naast elkaar, voetje voor voetje, het lichaam een beetje stram rechtop, de gezichten geconcentreerd in een halve glimlach naar het publiek. Zij in een klassieke blouse en pantalon, hij in lederhosen. Tik, een, twee, tik. Ze zien elkaar, vallen voor elkaar, de een probeert te volgen wat de ander doet, ze maken ruzie en ze maken het weer goed. Hij is aangrijpend in zijn pogingen samen te vallen met haar. Zij staat met haar armen omhoog naar de hemel, vermoeid, onwillig of ziek, en hij probeert haar tegelijk omhoog te houden en haar met zijn blik, handen en adem bij zich te houden. Om hen heen scharen zich de engelen en duivels uit de eerdere twee delen, wit en zacht staat om en om met giftig geel. Als alle dansers tenslotte weer in beweging komen staan al Shechters facetten van de liefde tegelijk op het toneel: vreugde, lust, extase, verwarring, conflict, in een lang uitgerekt slotstuk. ‘I wanted to avoid the cliché’, zegt Shechters stem nog een keer. Hij heeft dat gedaan door zijn publiek zintuiglijk te overdonderen. Tussen eind en applaus valt dan ook een korte pijnstilte: de ingehouden adem tussen een klap en het doorkomen van de prikkel.

Foto: Gabriele Zucca