Bosaap. Karpatenpapoea. Klapkameel. Kakgarnaal. Milieumakreel. Puspukkel. Rugridder. Rimboekikker. Rapenschijter. Staatsomroepfascist. Welkom in de wereld van de reaguurder. Voor Toneelgroep Oostpool schreef Johan Fretz een ‘oudejaarsconférence van de gewone burger’. En de gewone burger is, zoals wij weten, ‘pislink’. Van achter de televisie geeft hij zijn wereldbeeld.

In de Muziekwijk van Almere zit het gezin Beuking op een wit bankstel voor de buis. De tv brengt de wereld bij je thuis, en over de wereld heeft vader Rolf wel zo zijn mening: die is totaal verrot. Nederland is mijn land niet meer, homo’s, linkse media, negers, milieuactivisten en vooral moslims hebben het heft in handen genomen ten koste van de gewone mensen. En wie betaalt dat? U en ik. Wij Nederlanders krijgen stank voor dank, een mes tussen onze ribben en de rekening. Minder Europa, minder islam, minder nadenken. Tot zover de inhoud.

De voorstelling Barbaren speelt op De Parade en de vorm past daar uitstekend bij. Rick Paul van Mulligen (Rolf), Kirsten Mulder (zijn vrouw Sylvia), Elise van ’t Laar (dochter Melissa) en Teun Luijkx (zoon Jordi) paraderen in hysterische kleding met neonmakeup en nylon pruiken over het terrein. Wie met hen meegaat, kijkt een huiskamertje binnen dat het midden houdt tussen een bimbobox, een poppenkast en een ballenbak vol pluche beesten en lege blikjes. Op het behang eenvormige contouren van mannenhoofden zonder uitdrukking: de anonieme massa, die inmiddels niet meer zwijgt, maar zijn onvrede ventileert op Twitter, Geenstijl, fok en hoe die andere kankerplekken op internet verder mogen heten. Als De Telegraaf, ‘de krant van het gezond verstand’, het nodeloos kwetsen aanmoedigt en zelfs faciliteert, waarom zou de burger zich dan nog laten remmen door moreel besef, beschaving en nadenken?

In de eindeloze scheldkanonnade van Rolf moet werkelijk alles het ontgelden: niet alleen de usual suspects, maar ook zijn zoon, die rondloopt in een geruit boxpak met onder meer “I love fuck you” erop. Hij heeft een peuterachtig spraakgebrek, maar moet de bijpassende leeftijd ontgroeid zijn, want hem wordt regelmatig verweten dat hij een klaploper is die geen enkele bijdrage aan het gezin levert. “Jordi, hou je bek, eet je kebab en sterf een langzame dood” voegt zijn charmante moeder hem toe.

Iets teweegbrengen met onderhoudend schelden, je moet het kunnen. Gerrit Komrij kon het, virtuoos, raak en inhoudelijk. En hij wist dat schelden, hoe goed ook, maar drie bladzijden lang blijft boeien. Auteur Johan Fretz en regisseur Marcus Azzini missen die inzichten. Fretz haalt af en toe het perspectief van een white trash-woordvoerder met dat van de intellectueel die white trash een stem geeft door elkaar.

De politiek incorrecte woordendiarree spuit maar door (Van Mulligen verdient bijna een ster voor het uit zijn hoofd leren van de tekst) en al snel kijk je reikhalzend uit naar een onverwachte afslag of een nieuw inzicht. Maar er komt geen tegenwicht (behalve de wat aarzelende kanttekeningen van dochter Melissa, die het voorzichtig opneemt voor haar Marokkaanse vrijer en het nut van een studie). Op het einde praat Jordi zonder te slissen zijn vader na: opvoeding geslaagd. Dat is het. Barbaren mist tragiek, contrast, relativering en visie.

Intussen is het onderwerp relevant. Sadettin Kirmiziyüz en Marjolijn van Heemstra maakten Jeremia, een intelligente voorstelling over de Nederlandse klaagcultuur. Oostpool koos ervoor om alleen de scheldende burger drie kwartier aan het woord te laten. Jammer, want met alleen gekanker maak je geen interessant theater.

Foto: Sanne Peper