Wordt het griezelen met drie in het zwart geklede dienstmaagden die zich als mechanische opwindpoppen voortbewegen voor het rode toneelgordijn? Een man plaatst zich even mechanisch en hoekig achter een piano. Allen lijken weggelopen te zijn uit een oude griezelfilm die zich in een negentiende-eeuws vervallen Schots kasteel afspeelt. Zeker als de drie vrouwen daarna voor een grote wand met afbladderend behang en grote (bloed?)vlekken de gloeipeertjes met een gebaar aan en uit kunnen doen.

Bangerik is soms best wel eng, maar vooral grappig door alle creepy personages. Een donderslag of plotse lichtverandering veroorzaken meer kleine kreetjes in de zaal dan reuzenmeester Langbeen, of Irma de rioolmeermin. Er wordt meer gelachen dan gegild. Stef Lernous van Abattoir Fermé staat de laatste jaren bekend om zijn groezelige, groteske, surrealistische theaterstukken voor volwassenen. Hij weet een groot publiek te behagen met theater over wat hij noemt ‘existentiële angsten of duistere fantasieën’. Zijn Hamlet trok de afgelopen maanden volle zalen in Vlaanderen.

In Bangerik, een door Lernous zelf geschreven en geregisseerd stuk voor kinderen, draait alles om de angst van een jongetje voor de buitenwereld. Bangerik (lekker ADHD-achtig gespeeld door Lukas Smolders) is de naam van het jongetje, dat van zichzelf vindt dat hij voor niets en niemand bang is. En dat is hij ook niet binnen de muren van de (griezel)kamers waarin hij vertoeft. Hij gaat van de ene ruimte naar de andere door de wanden op te tillen. Er vertoeven allerlei vreemde wezens: een reusachtige meester (Gert Jochems op stelten), een vrouw (Lien Thijs) die aan de haren uit het putje van het bad getrokken wordt, twee wilde tantes met hangtieten of een meisje (Tine Van den Wyngaert) dat met een bloederig radijsje danst.

Het zijn uitvergrote karikaturen van volwassen wezens. Herkenbaar voor jong en oud. Hilarische figuren die in hun doorgedreven dolheid angsten oproepen en tegelijkertijd ontzenuwen. Maar dan verschijnt een hyperkinetisch meisje (Kirsten Pieters) dat de jongen uitdaagt om naar de buitenwereld te gaan, en dus deze ommuurde binnenwereld te verlaten. Het jongetje heeft het moeilijk, en krijgt van Nonkel Vlees (Chiel van Berkel) advies. Die zegt onnozele dingen over meisjes, maar ook iets heel wijs: ‘Angsten kan je overwinnen, maar spijt blijft voor altijd aan je kleven.’ Naar het einde stelt Bangerik zich de vraag – en zo wordt het stuk echt existentieel – of je kan sterven aan alleen zijn, of aan binnen blijven. ‘Leg mij maar onder het gazon’, besluit hij, maar hij zal op het einde toch opstaan. Was alles een droom of niet?

Bangerik is een heel interessant stuk voor kinderen en volwassenen. En het wordt nog veelbelovender doordat er een morele boodschap ontbreekt. Op een heel bevattelijke manier wordt iets gemaakt wat een fobie is, en wat xenofobie is. Ook daarover wordt geen oordeel geveld. Bangerik heeft moeite met het onbekende, het vreemde. Punt.

Maar het eindresultaat is onbevredigend. Het probleem bij deze voorstelling is dat er geen keuze wordt gemaakt tussen een spannend sprookjesachtig, griezelig verhaal en een show waarin het thema angst in verschillende facetten wordt getoond. In het verhaal over het personage Bangerik ontbreekt een spanningsboog. Steeds wordt de spanning afgebroken door de zanger van dienst, Jan De Smet, en worden de scènes veeleer sketches. De liedjes van De Smet op gitaar, accordeon en banjo, sluiten telkens een scène af. Het wordt daardoor ook allemaal wat dubbelop. De personages vertellen iets, dat krijgen we verbeeld in het spel en dat wordt dan nog eens herhaald in een lied. De scènes verworden tot losstaande nummertjes die door een liedje worden afgerond, zoals dat in een revue het geval is. Er wordt ook zoals in een show gedanst. De parodieën op ballet, dans à la Rosas en discodans zijn grappig, maar de jonge kijkers zullen de linken naar de dans in de buitenwereld wellicht ontgaan. Nu, dat is geen probleem.

Jammer is dat het geheel blijft steken in een aaneenrijgen van losse scènes, dat het verhaal steeds opnieuw moet starten, dat daardoor meligheid sluipt in de voorstelling en dat door de onderbrekingen goede en hilarische momenten aan kracht inboeten.

Foto: Kurt Van Der Elst