Zijn programma Jongensboek, waarmee Martijn Kardol zowel het Groninger Studenten Cabaret Festival (in 2015) als het Leids Cabaret Festival (in 2016) wist te winnen, kende niet echt een rode draad. Als ik het juryrapport mag geloven tenminste, want ik was er niet bij. Een klassieke cabaretier werd hij genoemd, met een fraaie mix van sterke grappen, mooie liedjes en een doeltreffende motoriek.

Ik geloof de jury op haar woord. Waarom zou ik niet? Des te opmerkelijker is het dat Martijn Kardol in zijn eerste avondvullende programma Bang een sterk op de actualiteit geënt programma brengt, mét een nadrukkelijke rode draad. De regisseurshand van Wimie Wilhelm zal daar niet vreemd aan zijn. Er zitten weliswaar drie liedjes in maar die komen pas laat in de show aan bod en lijken (afgezien van het slotlied) er vooral ingefrommeld omdat Kardol nu eenmaal kan zingen en pianospelen.

De Kardol van Bang is in de eerste plaats een begenadigde ouwehoer. Met zijn van ongelooflijke gebeurtenissen aan elkaar hangende verhalen windt hij moeiteloos het publiek om zijn vingers. Of hij het nu heeft over problemen met de Ziggo-helpdesk, het kopen van een auto zonder motor of het recenseren van een HEMA-tompouce.

Maar er zit een levensgrote adder onder het gras. De ogenschijnlijk uit zijn tobberige leven gegrepen anekdotes functioneren als bezweringsformules, bedoeld om zijn angst voor terroristische aanslagen te neutraliseren. Want die is er. Hij vertelt over de aanslag in Nice vorig jaar en dat hij daar slechts twee straten vandaan met zijn vriendin logeerde. ‘Dan komt het wel heel dichtbij.’ Samen met het gegeven dat Kardol een control freak is, maakt dat het leven voor hem af en toe knap lastig. ‘Dat is een heftige combinatie, hoor.’

Zo moest hij van zichzelf dwangmatig de ochtend voor zijn optreden de veiligheid van de Leeuwarder schouwburg De Harmonie checken. Terroristen zouden er vrij spel hebben, is zijn conclusie. ‘Hoewel de Friezen ze natuurlijk al op de A7 tegengehouden zouden hebben, maar toch.’ En mocht er sprake zijn van een noodsituatie, dan waren de rapen gaar. Geheel ondenkbeeldig is dat niet, zegt hij, want ‘ik zit hier met heel veel mensen die ik niet ken en daar kan zomaar een gevaarlijke gek tussen zitten.’

Kardol toont zich in Bang er een meester in ons deelgenoot te maken van zijn angsten, zonder dat het ook maar ergens krampachtig of vergezocht aandoet. De innemende causeur, die hij tenslotte is, geeft alles een geruststellend tintje. Misschien is dat juist het verraderlijke. Maar eerder lijkt hij te willen zeggen dat het enige dat we moeten vrezen de vrees zelf is.

En dat doet hij in een opvallend evenwichtig programma. Met veel zelfspot, hilarische observaties en een superieure verteltechniek.

Foto: Jaap Reedijk