De ondertitel bij de nieuwe voorstelling van mimetheatergroep Bambie kon niet raker zijn: een grote zoektocht in het kleine. Bambie Nul is een treffend miniatuurtje over het allesomvattende menszijn. Uiteraard in de vertrouwde stijl van Bambie, dus met een plant, een boterham, platenspeler en een fles Spa.

Met scènes vol alledaagse voorwerpen en handelingen rollen de twee mannen (Paul van der Laan en Jochem Stavenuiter) van de ene in de andere poging. Van de poging om vat te krijgen op de waarneming (en is die dan echt waar?), naar de poging om de werking van het hart te begrijpen (en voor wie laat je die sneller kloppen?) en de poging om de sterrenhemel vast te leggen op een vierkant canvasje.

Bambie Nul is losjes geïnspireerd op de roman Bouvard et Pécuchet van Gustave Flaubert. Flaubert werkte jarenlang aan wat meesterwerk moest worden. Voor minder wilde hij het niet doen. Maar hij stierf voor hij het af kon maken.  Bouvard et Pécuchet gaat over twee kantoorklerken in Parijs tussen wie een hechte vriendschap ontstaat. Een van hen verwerft een fortuin en samen vertrekken ze naar een groot landgoed op het platteland. Hier brengen ze hun tijd door met een zoektocht naar intellectuele ontwikkeling, waarbij ze zich bezighouden met allerlei projecten op alle mogelijke kennisgebieden. Maar iedere poging brengt hen juist teleurstelling.

Zo ook de mannen in Bambie Nul. In verschillende scènes doen de twee steeds een poging om ergens vat op te krijgen. Stavenuiter bladert razendsnel door een medisch handboek om te snappen hoe het menselijk lichaam werkt. Van der Laan laat zijn driften de vrije loop en vervreemdt zich daardoor van zijn maat. Stavenuiter maakt van Van der Laan en een kamerplant zijn eigen onbewoonde eiland, dat vervolgens terug begint te praten.

Met deze aaneenschakeling van associatief gemonteerde scènes, is Bambie Nul een voorstelling die goed past in de lijn van het gezelschap. Maar ook in het centraal stellen van de poging die altijd halverwege in de lucht lijkt te blijven, in de aandacht voor het kleine gebaar, in de humor die voortkomt uit de aandoenlijke onhandigheid van de mannen, is de signatuur van Bambie duidelijk te herkennen.

Tegelijkertijd laten Stavenuiter en Van der Laan ook iets nieuws zien. In tegenstelling tot eerdere Bambie-voorstellingen staat er nu geen groot decor op het toneel. Geen huiskamer met deuren (of ramen) waar mensen door of af komen vallen, geen slaapkamer met levensgroot bed en draaitoneel, geen tapijtjes, tafeltjes of lampjes die het publiek vaak meenemen naar een soort nostalgisch verleden vol alledaagse voorwerpen.

In Bambie Nul is de theaterzaal de theaterzaal gebleven en staan er alleen twee stoelen, twee hoge tafeltjes, een plant, een platenspeler en een stapel boeken. Het licht is dusdanig afgesteld dat het zaallicht grotendeels aanblijft. Daardoor krijgen juist de twee mannen en hun poging het leven te doorgronden, alle ruimte en aandacht. Wat op het eerste oog misschien een versimpeling lijkt, blijkt juist een verrijking te zijn. Poging geslaagd.

Foto: Ben van Duin