In een voorstelling die begint als vintage Bambie, laten de drie spelers alle gradaties van woede zien, van lichte irritatie tot totaal exploderende agressie, waarna de woede langzaam maar zeker wordt omgezet in een poëtische en abstracte beeldentaal. Is woede bevrijdend?

De voorstelling BAMBIE 20 De woedende versie zou al in première zijn gegaan op 12 maart 2020, D-day, de dag dat plotseling alle activiteiten werden stilgelegd vanwege het coronavirus. Ook de uitgestelde première in 2021 kwam vanwege een lockdown te vervallen. Wat doet dat met een gezelschap dat zich intensief bezighoudt met het fenomeen woede? Hoeveel uitgestelde woede kan een mens/ theatermaker verdragen?

Het begint, zoals vaker bij Bambie, met bijna niks. Een halfhoog wandje, een deur. Iemand (Jochem Stavenuiter, een kruising tussen een huis- en een kunstschilder in stoer hemd en broek vol verfspatten) komt binnen door de deur die niet goed sluit. Telkens gaat de deur weer op een kiertje open. Irritant! De spanning neemt toe. Lang gebeurt er niks, dan een harde trap. Daar is de agressie, daar is de woede. En dan komt er een man binnen in een keurige kantooroutfit, Paul van der Laan, een toonbeeld van rust en degelijkheid. Een anticlimax die binnen de kortste keren weer leidt tot nieuwe conflictstof.

Bambie  – Van der Laan en Stavenuiter, voor deze voorstelling aangevuld met Gerindo Kartadinata in sporttenue – is meester in het uitvergroten van dit soort situaties. Telkens worden hele kleine, futiele situaties uitgebouwd tot schier onhoudbare proporties. Het zijn uiterst herkenbare, alledaagse situaties die worden uitgerekt tot ze totaal absurdistisch worden. Het is associatief en fysiek theater waarin de makers van Bambie absoluut meesters zijn.

Soms wordt de woede langzaam opgebouwd: drie mannen zitten om een tafel, klaar voor een kopje thee. Maar dan trekt de ene man geruisloos de tafel ietsjepietsje naar zich toe, waarop onontkoombaar een minieme schijnbeweging van de man aan de andere kant volgt en de derde niet kan achterblijven. Onbewogen tasten ze de ander af, net zolang tot het onhoudbaar wordt en eindigt in een woeste knokpartij met in de lucht vliegende stoelen, kopjes en lichaamsdelen.

Soms komt de woede uit het niets: plotsklapse uitbarstingen van woede, erupties van geweld. Angstaanjagender omdat het zo onvoorspelbaar is. Of een ogenschijnlijk vriendelijk gebaar verandert ineens van karakter: als Stavenuiter een hoestbui heeft, slaat Van der Laan hem liefdevol op de rug, totdat die zachte klapjes steeds harder worden en ontaarden in een nieuwe achtervolging.

Als na een gevecht Kartadinata gevloerd op de grond ligt, tegen de witte achterwand, schildert Stavenuiter met zwarte verf zijn contouren op de vloer en wand. Ze doen maskers voor, sommige dreigend, sommige vooral grappig. Een hertje wordt op het tapijt gezet, een beetje een dreigend hertje (bambie?) met rode oogjes die licht geven. Langzaam maar zeker worden de woedeaanvallen minder en de bewegingen minder herkenbaar. Ze lopen rond met uitgesneden contouren van mannetjes zoals zijzelf.  Steeds meer impact heeft het geluidsontwerp van Wim Conradi dat begint met piepende deuren en zachte dreigende geluiden tot de zware grungesound van heavy metal als het flink uit de hand loopt en klagend dieren- of babygehuil.

Is woede altijd negatief, het verlies van controle, of heeft het loslaten van al die onderdrukte gevoelens ook een bevrijdend effect? De beelden die telkens poëtischer worden, doen het laatste vermoeden. Ze doen denken aan de voorstelling die Bambie vorig jaar als tussendoortje maakte, Bambie C., een echte coronavoorstelling waarin de twee makers heel mooi lieten zien wat afstand betekent. Bambie 20 eindigt met een stoel die door de lucht vliegt. Is de woede weggevlogen of is het een symbool van de bevrijdende kracht die woede of tomeloze agressie kan hebben?

Foto: Ben van Duin