De Junior Company is een broedplaats voor jong talent: dansers, choreografen, aankomende technici en ontwerpers. Talent om al die veelbelovende mensen te coachen en te motiveren heeft ook Ernst Meisner, artistiek coördinator van het jongerengezelschap van Het Nationale Ballet.

Ontspannen introduceert hij het programma Ballet Bubbles in een met veel jong publiek vol gestroomde De Meerse in Hoofddorp, uitnodigend is hij tijdens de meet & greet die altijd na optredens van de Junior Company plaatsvindt en waar de toeschouwers vragen kunnen stellen aan de dansers, die in korte changementfilmpjes al iets over zichzelf hebben verteld.

Meisner weet hoe hij ‘zijn’ junioren op hun best kan presenteren, blijkt ook tijdens de dynamische uitsmijter van de avond, No Time Before Time op muziek van Alexander Balanescu. Het groepswerk completeert een goed gevuld gemengd programma dat in vogelvlucht de danshistorie toont: van het romantische La Vivandière (1844) tot nieuwe creaties van Meisner en de jonge Britse Charlotte Edmunds.

De Pas de Six uit La Vivandière, het langste ‘nummer’ van de avond, toont als het ware als ABC van de klassieke dans, met precies geplaatste posities, kleine, grote en gebatteerde sprongen, attitudes, arabesken, tours en pirouetten, in lastige combinaties die soms duidelijk een uitdaging vormen voor de jonge dansers. Logisch vervolg op het klassieke alfabet is de solo Ballet 101 van Eric Gauthier, waarin op hedendaagse manier ‘de 101 posities’ van het ballet kundig gedemonstreerd én door elkaar gehusseld worden door de aanvallige Giovanni Princic.

In 5 kan een kwintet fysiek voluit gaan in de hyperlenige danstaal van David Dawson, die in dit fragment uit zijn Giselle-enscenering bovendien het gaspedaal flink indrukt. De twee mannen, de kleine Joseph Massarelli en de lange, slanke Daniel Robert Silva stelen de show met hun bruisende variaties. Het dansplezier spat van het toneel af, dat met vijf dansers, tien woest maaiende armen en evenveel hoog opzwiepende benen, een duizelingwekkende wirwar van activiteit lijkt en het enthousiaste publiek knock-out mept.

Zulke uitbarstingen van vrolijkheid en plezier in de fysieke kant van het dansen liggen de twaalf junioren het best. Persoonlijkheid, expressie en rolinterpretatie komen aan bod in kleinere werken. Daarbij springen vooral Melissa Chapski en Giovanni Princic eruit, die Hans van Manens Trois Gnossiennes een geconcentreerde, bij vlagen echt spannende uitvoering gaven. De melancholie van Krzysztof Pastors fraaie duetten uit de avondvullende voorstelling Kurt Weill blijkt nog moeilijk over te brengen, terwijl het aardse karakter van de grote bewegingen in het trio Fuse van Charlotte Edmonds niet echt tot in de vezels reikt.

Maar daarvoor zitten ze tenslotte in de Junior Company: om ervaring op te doen, dieper in de intentie van de beweging te duiken en uit te groeien tot veelzijdig inzetbare dansers.

Foto No Time Before Time – Ernst Meisner