Het programma Balanchine / Van Manen / Arqués van Het Nationale Ballet dat gisteravond in Amare in première ging, biedt een interessante blik achteruit op het aarden van het (ballet)danserslichaam. Van de juichend omhooggestoken armen en vrije gezichtsexpressie van de sportende jonge mannen bij Arqués, via de nog altijd rake intimiteit tussen de man-vrouw koppels bij Van Manen, terug naar de losdraaiende vrouwenheupen bij Balanchine.

De avond opent met het meest recente werk: de live première van Manoeuvre (online 2020) van Juanjo Arqués. Zeven mannen staan op een rechte rij van links naar rechts onder een gordijnrail die in S-vorm hoog boven hun hoofden krult. Op de aanzwellende, trillende strijkers van John Adams’ dynamische Shaker Loops, krachtig uitgevoerd door Het Balletorkest onder leiding van Fayçal Karoui, maken de mannen een halve draai, tillen hun rechterbeen op en zakken met kaarsrecht bovenlijf door de knie van het linkerbeen. De man in het midden begint een eigen beweging: hij draait niet, en met de armen diagonaal uitgespreid komt hij juist omhoog.

Telkens is er één die een eigen expressie zoekt, terwijl de groep onderling een roedel broeders vormt wier gedrag in gestileerde bewegingen kan worden getypeerd als machismo, sportiviteit en allengs ook meer tederheid. Soms is dat wat al te letterlijk zo, zoals in de scène waarin de groep een bijna pantomimisch balspel speelt, met springen, vangen en gejuich. Vaak, voor de spanningsopbouw iets té vaak, leidt het tot onbegrip – tot het dan toch betovert.

De S-vormige rail waaraan een half-doorschijnend zilverig gordijn de bühne op komt kronkelen, vormt een niet-rechte lijn tussen wie bij de groep hoort en wie niet – waar de grens precies ligt, is voor de mannen een kwestie van aftasten. Het doek, van ontwerper Tatyana van Walsum, vormt eenmaal neergedaald een uitdaging voor de dansers, getuige een kleine uitglijder tegen het einde van Zwaanwinnaar Young Gyu Choi. Gelukkig herstelt hij direct.

Het blijft fascinerend om het werk van Van Manen te zien. Zo helder en treffend in de tekening van een-op-eenverhoudingen is bijna niemand. De duetten in Frank Bridge Variations (2005) hebben die diep persoonlijke mix van elektrisch geladen huid-op-huidcontact en humor die het werk van de meester typeert. Aantrekkingskracht als spannend gegeven, met op tijd een hap lucht. Wanneer Young Gyu Choi, scherp en grappig, zijn partner Riho Sakamoto na hun eerste elkaar besnuffelende duet heel precies ‘op de valreep’ nog even lift terwijl ze al half de coulissen in dansen, veert de zaal op.

In de drie simultaan gedanste duetten zien we de zes dansers met een jazzy schwung scheppende, licht schommelende bewegingen maken. De gedanste canon op de Funeral March, perfect in donkere banen uitgelicht (Bert Dalhuysen), is met de onregelmatig invoegende dansers met hun slepende passen en naar beneden gerichte gezichten een diep verdrietig schouwspel.

Het oudste werk van de avond is The Four Temperaments van George Balanchine (1946). De mannen hebben in hun witte T-shirts iets van de Hollywoodsterren uit die tijd – denk aan Gene Kelly in Anchors Away of An American in Paris. De vrouwen dragen dan wel een balletpakje en wit-roze maillot, ze hebben om hun middel een koket ceintuurtje van lakleer. Een belangrijk detail, want gedurende het hele stuk zien we de vrouwen het middelste deel van hun lichaam, de heupen, naar alle kanten draaien.

Balanchine’s werk draait om de vier ‘temperamenten’ waarvan ooit werd gedacht dat ze iemands persoonlijkheid bepaalden: zwaarmoedigheid, opgewektheid, onverstoorbaarheid en opvliegendheid. Een persoonlijk puntje van ergernis van deze recensent is dat de balletvernieuwer die laatste laat dansen door een vrouw, al doet Salome Leverashvili dat prima, met scherpe energie en bijpassende blikken.

Het meest bezienswaardig is het ‘flegmatieke’ deel, waarin Constantine Allen met vier vrouwen een bewegend beeldhouwwerk vormt. De vrouwen staan, met Allen als centrale pilaar, op één platte, uitgedraaide voet en op één gespitzte teen, waardoor hun heup uitdagend opzij en open staat. Als fotomodellen staren ze onaangedaan naar hun mooie handen of in het luchtledige, om dan plotseling al die mooie lange armen tot een slinger in elkaar te laten grijpen en Allen daar sierlijk doorheen te laten maneuvreren in een vroege voorloper van het threading.

Met die heupen en de bonkend landende platte voeten in dit ballet zijn de naar de hemel gerichte klassieke danserslijven in een klap naar de aarde getrokken, waar basale emoties en verlangens het leven sturen. Daar waar latere dansmakers als Hans van Manen en Juanjo Arqués hun dansers plaatsen, om ze met al die aardse menselijkheid te laten dealen.

Foto: Hans Gerritsen