Eigenlijk wilde theatermaker Julie Cafmeyer een voorstelling maken over het verschil tussen wit en zwart feminisme. Maar tijdens het schrijfproces realiseert ze zich dat ze eerst moet ontdekken welke strijd ze zelf voert, voordat ze een voorstelling kan maken over die van een ander. Van die zoektocht, die Cafmeyer van Vlaanderen naar Wit-Rusland, Rwanda en Myanmar voerde, doet ze nu verslag op Theaterfestival Boulevard.

Wat ongemakkelijk lachend heet Cafmeyer het binnendruppelende publiek welkom in een nagenoeg leeg decor, met achter haar een groot projectiedoek met daarop de rommelige desktop van haar MacBook geprojecteerd. Ze is gekleed in een groen badpak ‘van 450 euro’ en hippe sneakers.

Net als in Cafmeyers eerdere werk is deze voorstelling autobiografisch, openhartig, en intiem – al is het in vorm deze keer voor haar doen vrij braaf: in een afwisseling van anekdotes, brieven van lezers van De Morgen (waarvoor ze columns schrijft) en korte, meer performatieve momenten (met fijn ongemakkelijke publieksinteractie) ontvouwt zich Cafmeyers meanderende zoektocht naar vrouwelijkheid – in een wereld die voortdurend van alles van haar verlangt, verwacht, vreest en vindt.

Die wereld toont Cafmeyer via de mensen die ze ontmoet. Ze ontmoet mannen die haar geprivilegieerd vinden, oma’s die wodka drinken, zingen en dansen, laat brieven voorlezen van lezers die haar verafschuwen (‘U bent een louter seksueel, dom en hulpeloos wezen’) en verafgoden, trekt op met een monnik die niets van haar verlangt, slaapt met een gids die vindt dat zij high-standaard is en krijgt op een feestje van een vriendin ongevraagd ‘Scandinavisch superzaad’ aangeraden.

Cafmeyer breekt een (terechte) lans voor vrouwen die weigeren zich te conformeren aan het standaard schoonheidsideaal; die zich niet, aan één man onderwerpend, toeleggen op een door de maatschappij voorgeprogrammeerde kinderwens – en toont voorts alle ongevraagde meningen waar ze zodoende op mag rekenen. ‘Ik denk dat u geen schaamte kent’, beet een lezer van een van haar columns haar toe in een ingezonden brief. Een grote misvatting natuurlijk, en Cafmeyer toont in een zeer intieme anekdote bij de dokter de impact van schaamte op haar zelfbeeld en leven.

Haar reis is ontroerend en hilarisch – maar ook een die op dramaturgisch vlak wat te veel doorkabbelt. De ene anekdote lijkt niet voort te komen uit of te leiden naar een ander; het wordt een opeenstapeling van ongemakkelijk zoeken en pijnlijke confrontaties. De voorstelling – wellicht door de zo persoonlijke insteek – lijdt gaandeweg aan herhaling en willekeur.

Ze stelt zich aanvankelijk strijdbaar, dan kwetsbaar en ten slotte veerkrachtig op. Als je op zo veel weerstand stuit, is het verleidelijk je eigen zelfbeeld naar beneden te halen. Op het einde van haar zoektocht leert ze zichzelf te accepteren en van zichzelf – en in navolging daarvan van haar omgeving – te houden. Oké, dat is natuurlijk belangrijk, maar nu lijkt dat bijna als voorlopige conclusie te worden gepresenteerd: hou vooral van jezelf (dan doet de rest het uiteindelijk ook?). Ik ben bang dat dat eerder voorwaarde dan oplossing is, en krijg in Cafmeyers voorstelling vooral een stugge, starre maatschappij gepresenteerd waarvan het nog steeds zeer de vraag blijft hoe die in beweging te krijgen.

Foto: Helena Verheye