‘Het klassieke repertoire is een essentieel onderdeel van het artistieke DNA van Het Nationale Ballet’, schrijft directeur en choreograaf Ted Brandsen als inleiding op het programma Back to Ballet – classic, een serie hoogtepunten uit het klassieke repertoire.

‘Voor onze dansers vormt het uitvoeren van dit repertoire een belangrijke drijfveer om dagelijks te blijven schaven aan hun technische en expressieve kunnen’, vervolgt Brandsen. Ook voor de toeschouwers is een uitvoering als Back to Ballet met ‘iconische highlights’ van choreografen als George Balanchine, Rudi van Dantzig, Rachel Beaujean en Brandsen zelf van grote betekenis. Het is goed om af en toe helemaal terug te keren naar het klassieke ballet, dat zijn oorsprong heeft in de zeventiende eeuw maar in de negentiende eeuw in Rusland een enorme ontwikkeling doormaakte die we heden ten dage nog steeds zien.

Het is natuurlijk geweldig om in de Nationale Opera en Ballet Paquita te zien, een ballet over een Spaans zigeunermeisje en de liefde van een jonge officier aan het Spaans hof. De Franse danser en choreograaf Marius Petipa stofte het oude ballet af en kwam in 1881 met zijn wereldpremière in Sint-Petersburg, waar hij aan het Keizerlijk Ballet was verbonden. In 2012 volgde in Amsterdam de bewerking van Rachel Beaujean. In een stijlvol, bijna abstract decor van mode- en kostuumontwerper François-Noël Cherpin is Paquita met de solisten, onder wie Anna Tsygankova en Constantine Allen, en ensemble een onwaarschijnlijk, bijna breekbaar-etherische uitvoering geworden in de goede zin van het woord. De kostuums met kleurrijke tutu zijn beeldschoon en de dynamiek is ingetogen en sierlijk. Je voelt je in dit huis van het ballet aan de Amstel op bijzondere wijze verbonden met de Russische wortels van het ballet anno 1881.

Dirigent Koen Kessels van Het Balletorkest neemt de bezoeker mee op een muzikale reis met Russische componisten als Tsjaikovski, Glinka en Prokofjev. De avond opent met de Valse Fantaisie op muziek van Glinka in de choreografie van Balanchine, uitgevoerd door de dansers van de Junior Company. In een leeg blauw decor, prachtig uitgelicht door Wijnand van der Horst, dansen Elisabeth Tonev en Davi Ramos even vitale als virtuoze pas de deux en zogenaamde pas de chats, ofwel kattensprongen.

De overwegend grijs-roze kostuums (van Oliver Haller) maken de fantasiewals tot een geserreerd geheel dat losjes de vertelling verbeeldt van een man die meerdere ballerina’s onder zijn hoede heeft. Hij voelt zich verbonden met een van hen, maar telkens is het alsof de andere vrouwen hem meenemen in een golf van dansbewegingen. Uiteindelijk blijven hij en een vrouw over, en dan brengt razendsnel spitzenwerk hen weg van elkaar, ieder een kant op.

Als het doek na een korte onderbreking weer opgaat, drijven nevelslierten door het blauw van het ochtendlicht (ontwerp: Jan Hofstra) aan de oevers van een uitgestrekt meer. Zo begint misschien wel een van de allerberoemdste balletscènes, de pas de deux uit de tweede akte van Tsjaikovksi’s Het Zwanenmeer, waarvan de première ook al in Sint-Petersburg was, in 1895, in het Marijinski Thester. Toen waren Petipa en Lev Ivanov de choreografen, deze versie uit 1988 is van de meesterhand van Van Dantzig met decor- en kostuums van Toer van Schayk.

Solisten Anna Ol als de zwanenkoningin Odette en Jozef Varga als de jongeman Siegfried vallen op door een uiterst ingetogen, soms zelf iets vertraagd lijkende en daardoor zeer geconcentreerde uitvoering, je zou zeggen: op opzienbarende wijze verinnerlijkt. Ol weet in dans en gestiek prachtig de zwaan te verbeelden die statig zwemt, met gestrekte hals, over het water.

Met Classical Symphony brengt choreograaf Ted Brandsen een hommage aan de dansers van Het Nationale Ballet. Drie delen uit Symfonie nr. 1 van Prokofjev jagen de grote groep dansers op tot een even modern-swingend als klassiek danspatroon. De mannelijke dansers, laat Brandsen zien, hebben een grote techniek tot hun beschikking met snelle draaiingen, hoge sprongen en perfect synchroon bewegingsarsenaal; ze zijn gekleed in soepel vallende, witte broeken en hebben een ontbloot bovenlijf. Eerder, onder de titel Vivace, ging alleen het slotdeel van de symfonie in première, afgelopen 13 oktober 2020, beleefde de Classical Symphony de wereldpremière, met dus een uitbreiding ten opzichte van Vivace. 

Ook met Le Corsaire keren we terug naar Sint-Petersburg, ditmaal 1915, in hetzelfde Marijinski Theater. De pas de deux uit Le Corsaire werd bij Het Nationale Ballet legendarisch met Rudolf Nureyev en Alexandra Radius, nu dansen Young Gyu Choi en Maia Makhateli. In dit exotische ballet naar een gedicht van Lord Byron uit 1814, over een even eenzame als mysterieuze kapitein, staat virtuositeit hoog aangeschreven. In dit in de negentiende eeuw enorm populaire gedicht komt voor het eerst de typische Byron-held aan de orde, een eenzame en mysterieuze man die op gespannen voet leeft met de wereld, maar vrouwen adoreert.

Oorspronkelijk, bij de wereldpremière in 1915, bestond het ballet uit een pas de trois, maar in 1931 maakte balletdocente Agrippina Vaganova er een pas de deux van. Die werd wereldberoemd. Danser Gyu Choi zoekt zijn grenzen op met fabuleuze sprongen en enorme energie, hij wervelt in lange lijnen over het podium. Danseres Maia Makhateli verbeeldt met meer geserreerde dans het ingetogen ideaalbeeld van de Byroniaanse held: de onbereikbare vrouw, de verre geliefde die zich soms als een vluchtige, lichtvoetig dansende schim laat zien. En hiermee zijn we terug bij het begin, de Valse Fantaisie, ook over een duo dat elkaar zoekt – en weer verliest. Deze opvoering is meer dan belangwekkend: de toeschouwer beseft weer duidelijk welke wortels de hedendaagse dans heeft in de traditie.

Foto: Paquita, Hans Gerritsen

Door de nieuwe coronamaatregelen van 13 oktober heeft Het Nationale Ballet alle voorstellingen moeten annuleren, zowel Back to Ballet- classic als Back to Ballet – contemporary dat op 21 oktober in première zou gaan. Later deze maand staan beide voorstellingen als video op de site van het gezelschap.