Een groot rek staat aan de zijkant, op de vloer staan grote ronde maquettes. Steve Salembier richt een cameraatje op een object dat er uitziet als een boompje met takken waaraan bladeren hangen. Op een groot projectiescherm tegen de achterwand zien we blauwgrijze beelden van massa’s wolkenkrabbers waarop dan de schaduwbeelden van het object vallen. Draaiende zwarte vlekken. Een dreigende catastrofe? De voorstelling heet tenslotte Babel.

De man begeeft zich naar het grote rek. In een strakke regie onthult en ‘bouwt’ hij stukje bij stukje een immense maquette, waarlangs hij dan een camera aan een kraan laat schuiven. Eerst van beneden naar boven waardoor je op het scherm gestapelde rechthoeken ziet, dan verticaal. Rijen en rijen appartementen zien we, met of zonder terras, met halve en kapotte luifels, met of zonder tafeltje, hier een daar met asbak, met en zonder gordijnen toe, ze zijn heel gedetailleerd in beeld gebracht.

Daarna brengt hij traag en statig een voor een de ronde maquettes op en af naar de grote-rek-maquette, plaatst ze daarin, zet er de camera op, laat ze langzaam draaien. We krijgen een inkijk in lege salons met gevulde boekenkasten, lege slaapkamers, lege bureaus vol archiefkasten en tafels vol papieren en met zwarte computerschermen. Ook beelden van verlaten hangars, lege fabriekshallen met stilgelegde machines, lege bureaustoelen rond een lange vergadertafel, af en toe muren met grote gaten, gescheurde gordijnen. Maar geen puinhopen.

Geen mensfiguurtjes zie je achter de ramen, niet op het terras, niet in een open deur, niet in de kamers, niet in een fotoportretje aan de muur, niet als schaduw. Ook deze voorstelling van Steve Salembier is – op de speler/manipulator/filmer na – zonder mensen. Dat was ook het geval in Bildraum over een huis, de binnenruimtes en de buitenkant, en In between violet & green over tuinen en landschappen. Hij werkte toen nog samen met Charlotte Bouckaert onder de naam Atelier Bildraum. Nu schept Steve Salembier, van opleiding architect, een beeld van een grootstad. Hij kreeg wel hulp van een twintigtal architectuurstudenten om al die maquettes, die minigebouwen en ruimtes zo echt te maken.

Alles draait langzaam, je wordt als toeschouwer meegezogen in concentrische golven van leegte en langzame afbraak en ook in de schoonheid die daarvan uitgaat. Doordat Salembier de maquettes van de standplek naar de grote wand brengt, de camera richt, en daarna weer de maquettes terug op zijn plaats zet, krijg je tussen de beelden de tijd om te laten doordringen wat je allemaal gezien hebt.

Alles verloopt volgens een patroon, gaat traag en verstild. De hele opvoering krijgt een structuur als in een kerkdienst, als in een rituele handeling. Een ritueel dat raakt en op momenten ontroert, mede door de ‘drijvende’ klanken van Zonderwerk (Linde Carrijn en Dijf Sanders). Een constante soundscape met veel repetitieve kabbelende muzikale bewegingen, melodieus en machinaal, als een klankcarrousel die de traag draaiende beelden spanning geven. Ook de voorstelling cirkelt. Op het einde krijgen we het beginbeeld, maar nu zien we wat er echt aan de takken hangt, en dat zet nog meer aan tot mijmeringen.

Babel vormt geen apocalyptisch beeld van een ramp, maar draagt eerder een tristesse in zich van een verlaten wereld, zonder tekens van leven. Mooi en bijwijlen ontroerend in beeld gebracht. In Babel wordt geen woord gezegd, ook op de klankband niet, er valt geen woord te horen. Geen verwijzing naar de Babylonische spraakverwarring, er resten alleen doodse, achtergelaten materialen.

Inspiratie vond Salembier onder andere in de documentaire film Koyaanisqatsi uit de jaren tachtig die op een soundscape van Philip Glass een langgerekt beeld bracht van massa’s krioelende mensen in een stad en van heel de roofbouw van de planeet door autowegen en bouwgekte. Hoe de mens verwrongen wordt in zijn collectieve exploitatiezucht. In Babel zien we geen mensenmassa’s maar wel hoe de exponentieel stijgende megalomanie de aardbol ruïneert. Wat als dat allemaal stilvalt? Niet als straf van een of andere god, maar als een onafwendbare implosie? Wat rest er dan nog? Is het misschien ook een gedwongen aanzet tot verandering, aanpassing?

Tijdens het creatieproces barstte de coronapandemie over heel de wereld los. Gebouwen en kantoren blijven leeg, mensen sluiten zich op in hun ‘kot’, coronaproof kijken we op afstand naar deze indrukwekkende beelden, vol bouwsels en leegtes, en associëren natuurlijk die beelden met wat we nu zelf meemaken. Poëtisch raak verbeeld en verklankt.