In Au temps où les Arabes dansaient blikt de Tunesische choreograaf Radhouane El Meddeb terug op de glamour en glitter van de Arabische televisie uit de jaren zeventig. Vrolijke films vol zang, dans en komedie spatten destijds van de buis, een vertier dat lijnrecht staat tegenover de gewelddadige sfeer die vandaag de dag heerst. El Meddeb verwerkt het gegeven in een ingehouden, conceptuele choreografie voor vier mannen.

In een schemerig licht en met hun rug naar het publiek bewegen vier silhouetten op hun tenen. Langzaam, heel langzaam komen de heupen in beweging en draaien de lichamen honderdtachtig graden, zodat geleidelijk in het halfdonker de gezichten van vier mannen zijn te ontwaren. Eindeloos lang en geconcentreerd tasten de vier de beweeglijkheid van hun bekken af, eerst met kleine subtiele draaien van de heupen, later, tegen het einde van de voorstelling, transformeert die geïsoleerde beweging tot een herkenbare buikdans en is in de introverte voorstelling heel even plaats voor wat uitbundigheid. We zijn dan een klein uur verder.

In Au temps où les Arabes dansaient deconstrueert El Meddeb de buikdans, een dans die enerzijds gerelateerd is aan de vrouwelijke vruchtbaarheid en anderzijds – in negatieve zin – staat voor prostitutiepraktijken. El Meddeb gaat aan de haal met de rolpatronen door de traditionele  dansvorm niet door vrouwen maar door mannen te laten dansen, wat op zich al een intrigerend gegeven is. El Meddeb opereert vanuit Frankrijk waar hij zijn eigen gezelschap, Compagnie de Soi, heeft. Met regelmaat keert de choreograaf, die homoseksueel is en gelovig, terug naar zijn roots in Tunesië. Daar sloeg hij met de afstand van een buitenstaander de bloedige Jasmijnrevolutie gade en zag hij hoe de moskeeën weer vol stroomden. Met de kennis van nu blikt El Meddeb terug op de extravagantie van de televisieshows van destijds, wetende dat het een voorbode was van een naderende omslag. De buikdans centreert zich rond de navel. El Meddeb kiest dat fysieke punt als episch centrum van de onrust.

Nu en dan verweeft de sobere choreografie wat anekdotiek. Zo zit plots een man in bidhouding op een van de Oosterse minitapijtjes op het achtertoneel en trekt een andere man zijn bezwete zwarte blouse uit om er een burka van te vouwen om het hoofd van een van de dansers. De ingrepen zijn simpel en veelzeggend. Een ingetogen verleidingsspel met het publiek ontstaat. Krullende armen en handen krijgen een rol, bewegingen richten zich op het publiek – zij het zonder emotie – en de heupbewegingen worden groter en extraverter. Leunend met hun armen op de vloer bewegen de mannen hun bekken demonstratief en sensueel op en neer en als alle shirts uitgaan dansen de mannen, als in een homobar, lachend met elkaar.

Maar lang duurt die vrolijkheid niet. Terwijl een van de mannen een prachtige solo danst verschijnen de zwartwit filmbeelden van destijds – met de uitbundig en theatraal dansende vrouwen – op het achterdoek. Het is een overbodig beeld, maar benadrukt wel de bron van deze consequente en relevante choreografie. Au temps où les Arabes dansaient  (vertaling: in tijden dat de Arabieren nog dansten) werd gepresenteerd onder de noemer Julidans NEXT, een programma voor opkomend talent in het kleine theater van de Melkweg. Dat is niet helemaal op zijn plaats voor een choreograaf als Radhouane El Meddeb, die al ruim tien jaar aan de weg timmert in Frankrijk en wiens werk onlangs ook te zien was tijdens SPRING.

Onverwachts werd de voorstelling een van de hoogtepunten van Julidans, vooral omdat  Au temps où les Arabes dansaient  een interessant contrast creëerde met het andere aanbod in deze festivaleditie. Zo stond de voorstelling van El Meddeb plots lijnrecht tegenover D’après une histoire vraie van de Franse choreograaf Christian Rizzo, die op even conceptuele wijze maar met de blik van een Westerse kunstenaar ook een traditionele volksdans analyseerde. Ook het vrouwelijk naakt in Young Jean Lee’s voorstelling Untitled feminist show kreeg bij nader inzien meer gewicht, naakte vrouwen op het toneel is tenslotte ondenkbaar in de Arabische cultuur. Zelfs de tennisballen (c.q. kogels) van VA Wölfl en de beladen christelijke pathos van de levende schilderijen in Marcus Moreau’s Siena echoden door in dit bijzondere werk van El Meddeb.

Foto: Agathe Poupeney