In hun tweede voorstelling als filosofische dialoog vinden Emma Linssen en Dinda Provily een passende vorm, die stimuleert om nog eens over de stellingen na te denken. Op verzoek van de makers zag ik Arthur & Friedrich – een nacht in Bayreuth op 9 april in Theater Ins Blau in Leiden.

Daar staan ze dan, in de lobby van het Festspielhaus in Bayreuth, na een voorstelling. Dwars door tijd en ruimte treffen ze elkaar, Arthur Schopenhauer en Friedrich Nietzsche, allebei foeterend op de voorstelling die ze zojuist gezien hebben. Dat was toch geen tragedie, kom op zeg. Wat deze personages lijden noemden, was kinderspel. Beide filosofen hebben zich stierlijk verveeld, gewend als ze zijn zich diep doordenkend bezig te houden met het lijden van de mens.

Dinda Provily en Emma Linssen kozen het op de planken brengen van filosofie tot hun gezamenlijke missie. In 2023 maakten ze La Grande Finale over de dood in het denken van Sartre en Heidegger, een voorstelling gebaseerd op de afstudeerscriptie van Linssen, die na de toneelschool een studie filosofie afrondde. De dramatische vorm die ze kozen voor Arthur en Friedrich, een nacht in Bayreuth is klassiek; de twee filosofen bevinden zich op één plek, de stad Bayreuth, tijdens één nacht, en voeren één handeling uit: ze wandelen.

Het nachtelijke wandelgesprek is gekaderd in de relatie tussen ‘Dinda’ en ‘Emma’, die elk met een flinke stapel dikke filosofieboeken op de arm de voorstelling openen. Ze vertellen dat ze zich allebei een tijdlang slecht hebben gevoeld en slecht sliepen, en elkaar tijdens een nachtelijk wandeltocht tegen het lijf liepen. Zo zijn beide lagen mooi gespiegeld en is het onderwerp, het menselijk lijden, in alle twee verankerd. Op enkele momenten, logisch gekozen, nemen de vrouwen hun publiek mee terug naar die eerste voorstellingslaag, waarin ze hun eigen lijden deelden.

In die ene fictieve nacht laten Linssen en Provily de mannen hun hele onderlinge relatie doorlopen; van de bewondering van Nietzsche (Provily in lange leren jas en met schoudertas) voor Schopenhauer (Linssen in een bruingrijs pak met een rode choker om de nek) tot het moment dat hij die weer laat varen. En passant maken ze het verschil tussen het denken van de twee op een heldere manier duidelijk. Schopenhauer gelooft dat het lijden wordt veroorzaakt doordat de mens voortdurend van alles wil, en dat het dus kan worden beëindigd door te stoppen met willen. Nietzsche gelooft dat het lijden een functie heeft, dus waarom zou je het beëindigen?

De makers kiezen een treffend incident om de ethische consequenties van deze tegenovergestelde posities te tonen: de mannen zien een graatmagere, arme vrouw op straat. Schopenhauer ziet haar vanuit een altruïstische blik en wil geld geven; Nietzsche wil haar de volheid van haar lijden laten doormaken, omdat daarmee volgens hem haar leven des te rijker wordt.

Een tegenstelling om over door te denken. Wat doe je als je deze vorm van hulp biedt, wat geef je iemand met een handvol kleingeld? Zijn die paar munten genoeg of maak je de situatie des te tragischer, alleen al omdat het geld binnen no time weer op zal zijn? Kun je met droge ogen beweren dat deze armoede een functie heeft in het leven van de vrouw?

Er valt naast de doordenkers ook genoeg te lachen in de personificatie van de twee denkers, die uiteraard bij tijden ook ijdel en pedant zijn en die onverwacht bizarre fysieke afleiding zoeken voor hun gedenk. Hun eigen lichamen herinneren deze wandelende breinen eraan dat theorie een tegenhanger heeft in de praktijk.

Foto’s: Sofie Knijff